Steven Lee Myers volgde Vladimir Poetin van begin af aan op de voet als correspondent in Moskou voor The New York Times. In deze schitterende biografie (de eerste complete in de westerse wereld) ontrafelt Myers op heldere en evenwichtige wijze hoe Poetin het grootste land op aarde al vijftien jaar lang in zijn greep weet te houden, door zijn even meedogenloze als briljante manipulatie van de media, door het verdelen van macht, rijkdom en invloed over een kleine groep hondstrouwe jeugdvrienden uit St. Petersburg, door het genadeloos uitschakelen van elke vorm van oppositie, door terug te grijpen op de ideologie van het tsarenrijk en door de Russisch-orthodoxe kerk opnieuw tot steunpilaar van de staat te bombarderen.
Poetin is in Rusland, ondanks alle massale protesten, mateloos populair, niet alleen onder bejaarden met nostalgie naar het communisme, maar juist ook onder jongeren. Na het bandeloze wildwestkapitalisme, de welig tierende misdaad en corruptie, de armoedeval en het internationale prestigeverlies die volgden op de ondergang van de Sovjet-Unie, wist Poetin in de ogen van veel Russen eindelijk orde op zaken te stellen.
De nieuwe tsaar is een biografische tour de force. Myers ziet Poetin als een onberekenbare dictator met achtervolgingswaan die zich nauwelijks nog openstelt voor objectief advies en steeds meer in een isolement raakt. Dat hij onder andere in Zwitserland een privévermogen van naar schatting veertig miljard dollar heeft ondergebracht is in Rusland even geheim als de rest van zijn privéleven, waarover slechts bij toeval iets doordringt in de openbaarheid.
De nieuwe tsaar leest als een spannende roman en is van groot belang voor iedereen die gefascineerd is door het verschijnsel Poetin en tevens voor iedereen die geïnteresseerd is in de toekomst van de wereld en de rol die het nieuwe brutale en agressieve Rusland daarin speelt.
Steven Lee Myers schrijft al zesentwintig jaar voor The New York Times, waarvan zeven jaar als correspondent in Moskou. Hij woont in Washington.
`De nieuwe tsaar is een adembenemende, rijk gedetailleerde biografie die op allesomvattende, bijna shakespeareaanse wijze verklaart waarom Poetin zich gedraagt zoals hij dat doet.'
Robert D. Kaplan
`[...] even eerlijk als confronterend: Myers laat blijken zijn onderwerp door en door te kennen. [...] Een bijzonder krachtig portret van een angstaanjagend machtige autocraat.'
Kirkus Reviews
In de jaren zeventig keerden Nederlanders hun familie de rug toe, omdat we bevrijd wilden worden van knellende banden en dwingende waarden. Tegenwoordig is er echter weer volop aandacht voor families. Families dragen immers wijsheid in zich die kan helpen op je levenspad, en bij je familie en haar geschiedenis kun je steun vinden in moeilijke omstandigheden en in tijden van kwetsbaarheid.
Maar hoe mobiliseer je deze familiewijsheid? Cruciaal is dat je inzicht krijgt in de manier waarop je familie is georganiseerd en op welke pijlers zij is opgetrokken. Wat is de geschiedenis van je familie? Welke heilige huisjes en tegelwijsheden draagt ze met zich mee? Wie hebben het gezag, wie bieden er steun en wie ontregelen de boel? Zijn er geheimen en onvertelde verhalen? Wat zijn sterke punten in je familie? Kortom, wat bezielt je familie? De familieziel toont dit aan de hand van ontroerende en herkenbare verhalen, afgewisseld met theorie en praktische aanwijzingen.
Familietherapeut Kitlyn Tjin A Djie (1953) was jarenlang werkzaam in de jeugdzorg. Als antwoord op het westerse witte individualistische denken in de hulpverlening ontwikkelde ze het model `beschermjassen, dat uitgaat van de kracht van families.
Ontwikkelingssocioloog Irene Zwaan was werkzaam als ontwikkelingswerker in Afrika en als adviseur emancipatie in Nederland. Tegenwoordig publiceert ze over diversiteitsvraagstukken en maatschappelijke ontwikkeling. Recent verscheen van haar De afwezige vader bestaat niet (2013).
Tjin A Djie en Zwaan werken samen in Bureau Beschermjassen en publiceerden eerder onder meer Beschermjassen, transculturele hulp aan families en Managen van diversiteit op de werkvloer.
Ons verlangen om te willen weten is oneindig: wat is de oorsprong van het heelal, wat is tijd, wat zijn zwarte gaten, hoe zit de kosmos in elkaar?
Deze vragen vormen het uitgangspunt van Carlo Rovelli's Zeven korte beschouwingen over natuurkunde. In dit overzichtelijke boek behandelt hij de belangrijkste ontwikkelingen in de twintigste-eeuwse natuurkunde. Zo bespreekt hij Einsteins relativiteitstheorie, de kwantummechanica en zwarte gaten, de architectuur van het heelal en andere brandende kwesties met betrekking tot de fysische wereld.
Carlo Rovelli (1956) is een gerenommeerd Italiaans natuurkundige en schrijver. Hij is een autoriteit op het gebied van de kwantumgravitatie _ een belangrijk onderwerp in de natuurkunde van dit moment. Rovelli is verbonden aan het Centrum voor theoretische natuurkunde van de Universiteit van Aix-Marseille. Van Zeven korte beschouwingen over natuurkunde zijn in Italië al meer dan 200.000 exemplaren verkocht.
`Door Carlo Rovelli's Zeven korte beschouwingen over natuurkunde zijn de relativiteitstheorie en de kwantumfysica veranderd in bestsellermateriaal.' La Repubblica
`Natuurkunde wordt altijd al gepopulariseerd, maar professor Rovelli's boek doet meer: zijn stijl onderscheidt zich doordat die zowel authentiek als aantrekkelijk is, en hij behandelt vraagstukken die zijn lezers werkelijk interesseren.' Corriere della Sera
`Net zo ongecompliceerd als de titel impliceert.' The Guardian
Ons geluk hebben we voor een aanzienlijk deel in eigen hand. Voor 50 procent zelfs, zo vertelt de hedendaagse wetenschap ons. In de zoektocht naar het begrijpen van geluk verbindt Ap Dijksterhuis met veel vaart en humor de moderne psychologie en neurowetenschap met de klassieke westerse filosofie en oosterse filosofie. De lezer wordt meegenomen langs het boeddhistische ideaal van mindfulness en het heilzame effect van reizen, langs de vraag of we een vrije wil hebben, langs de overeenkomst tussen het geloof in een God en het bezoek aan een popfestival, langs de wijsheid van John Lennons moeder en de valkuilen van de consumptiemaatschappij, langs Socrates' ideeën over de zorg voor de ziel, langs de beste manier om de juiste doelen te stellen, en de typisch eenentwintigste-eeuwse vraag hoe vaak je, voor je eigen gemoedsrust, nu eigenlijk je e-mail moet lezen.
In zijn bestseller Het slimme onbewuste schreef Dijksterhuis dat, hoewel ons gedrag vooral bestuurd wordt door het onbewuste, we ons bewustzijn nodig hebben om geluk te ervaren. In Op naar geluk legt hij uit hoe we dat moeten doen. En wie wil er nu níet gelukkig worden?
Ap Dijksterhuis (1968) is een van de invloedrijkste psychologen van Nederland. Hij is hoogleraar psychologie van het onbewuste aan de Radboud Universiteit Nijmegen en een van de redacteuren van het gezaghebbende wetenschappelijke tijdschrift Science. Hij won vele prijzen, waaronder de Early Career Award van de American Psychological Association. Van zijn boek Het slimme onbewuste zijn inmiddels 100.000 exemplaren verkocht.
Over Het slimme onbewuste:
`Dijksterhuis heeft een prettige en soms ook humoristische schrijfstijl. (...) Het boek leest vlot weg als een spannende roman, maar is tegelijkertijd voldoende wetenschappelijk.'
de psycholoog
Wie goed om zich heen kijkt, ziet het: er is een nieuw, bruisend bewustzijn aan het ontstaan over duurzaamheid, en de bijzondere relatie die wij als mensen met de natuur hebben. Deze verschuiving is van groot belang, want duurzaamheid gaat niet alleen over technologische oplossingen en regelgeving, maar juist ook om het herstel van de relatie tussen mens en natuur, tussen mensen onderling, en van de mens met zichzelf. Dit zou je `duurzaamheid van binnenuit' kunnen noemen.
Dit boek vertelt de persoonlijke verhalen van tien bekende en minder bekende duurzame denkers en doeners, die allen deel uitmaken van het door prinses Irene opgerichte NatuurCollege. Onder anderen Irene zelf, Peter Blom, Klaas van Egmond, en Tom van de Beek komen aan het woord. Voor ieder van hen heeft een diepgaande persoonlijke zoektocht de basis gelegd voor hun professionele engagement met het duurzaamheidsvraagstuk.
Duurzaamheid van binnenuit belicht de diverse aspecten van de transformatie in bewustzijn en handelen die in onze samenleving zo hard nodig is, en gaat daarbij in op de rol van wetenschap, politiek, bedrijfsleven, media, natuurbehoud, landbouw, geld, en hedendaagse spiritualiteit.
Froukje Jansen is een landelijk bekende programmamaker en debatleider met een uitgesproken maatschappelijk profiel.
Dr. Annick de Witt is onderzoeker en docent aan de tu Delft, gespecialiseerd in de culturele en psychologische aspecten van duurzaamheid.
In 2009 werd Eric van 't Zelfde directeur van een van de slechtste scholen van Rotterdam. Een school met slechts 34 aanmeldingen van nieuwe leerlingen, dramatische examenresultaten, vermoeide docenten en criminaliteit.
Van 't Zelfde pakte de problemen buiten de gebaande paden aan. Maar liefst 56 docenten vertrokken, van wie 34 in zijn eerste jaar als directeur. Hij voerde de in zijn eenvoud geniale gedragsregel `je gedraagt je' in. Hij verwijderde tegen de wet in een aantal leerlingen en moest zich voor de rechter verantwoorden.
Zijn onorthodoxe aanpak leverde gedonder op: bedreigende situaties en persoonsbewaking. Maar het had resultaat: na een aantal jaar begon zijn school op of boven het landelijk gemiddelde te scoren.
In vijf jaar tijd van de slechtste school van Nederland naar een van de beste scholen van Nederland: wie is de man die dat samen met zijn team realiseerde?
In Superschool beschrijft Eric van 't Zelfde zijn levensgeschiedenis en vertelt hij het bevlogen verhaal van zijn school en de mensen die daar rondlopen. Maar de successen hebben een stevige prijs; een prijs die docenten betalen, maar die Nederland en de politiek nooit zien, of willen zien. Superschool is een must voor iedereen die met het onderwijs te maken heeft, als ouder, leraar, beleidsmaker of belangstellende.
Eric van 't Zelfde (1972) was leraar in Den Haag, Scheveningen en Gorinchem, voordat hij in 2009 directeur werd van de Hugo de Groot in Rotterdam.
Nienke Wijnants werd bekend met Het dertigersdilemma, haar veelgeprezen bestseller over de loopbaan- en levensvragen van jonge hogeropgeleiden. Wijnants kreeg talloze reacties van lezers die de beschreven keuzestress en de druk om het `perfecte leven te leiden herkenden. Maar het bleken uiteindelijk de hoofdstukken over authenticiteit en zingeving te zijn die de meeste indruk maakten en waar lezers meer over wilden weten.
In haar nieuwe boek, Wie ben ik en wat wil ik?, stelt Wijnants vast dat zoekende dertigers en veertigers in feite last hebben van zingevingsvraagstukken. Ze stellen zich vragen als: Is dit nu alles? Waar doe ik het allemaal voor? Wat vind ik belangrijk in het leven? of Wie ben ik nu echt? en weten daar geen antwoord op te krijgen.
Op haar vertrouwde scherpe, humoristische wijze vertelt Wijnants ons in dit nieuwe boek de waarheid over de veronderstelde maakbaarheid van het leven, verklaart zij de hedendaagse verslaving aan geluk en legt ze uit waarom filosofie volgens haar van levensbelang is. Wie ben ik en wat wil ik? verschaft geen irreële tips, maar daagt uit door kritische vragen te stellen en inspireert de lezer om zelf met antwoorden te komen.
Over Het dertigersdilemma:
`Wijnants schrijft zeer toegankelijk, beschrijft herkenbare dilemmas en geeft bruikbare tips en adviezen. Het boek is niet alleen geschikt voor de twijfelende dertiger, maar ook voor de werkgever of leidinggevende van deze generatie. Of eigenlijk voor iedereen die moeite heeft met keuzes maken.
Het Financieele Dagblad
`Het dertigersdilemma is een portret van een generatie en leest als een bijbel voor dubbende dertigers. Alle grote keuzevraagstukken komen er in aan bod, met daadwerkelijk praktische tips.
Intermediair
Wat is de overeenkomst tussen een politicus en een acteur? Welke toneel- en acteerwetten zijn handig voor kiezers om de politiek beter te begrijpen of te ontmaskeren?
Voormalig acteur en politicus Boris van der Ham toont in De koning kun je niet spelen een originele kijk op macht, politiek en democratie. Hij schetst het broeierige heden en verleden van het `theater van de politiek, put uit zijn eigen ervaringen en sprak met acteurs van het Nationale Toneel in Den Haag. Ook komen aan het woord journalisten Frits Wester en Ferry Mingelen, actrice Ellen Vogel (De tweeling) en regisseur Theu Boermans (Anne, Soldaat van Oranje).
De koning kun je niet spelen is een rijk geïllustreerd pleidooi voor méér en vooral beter theater in de politiek.
Boris van der Ham (1973, Amsterdam) was tien jaar Tweede Kamerlid en werd twee keer met voorkeurstemmen gekozen. Hij studeerde geschiedenis en voltooide de Toneelacademie Maastricht.
Over zijn vorige boek De vrije moraal (2012):
`Een strak betoog. de Volkskrant
`Uitstekend geschreven. Maarten
`Van der Ham geeft Den Haag wat ethiek mee. Trouw
`Rijk aan waardevolle ideeën. Liberales
Als Dirk-Jan Koch bij Buitenlandse Zaken aangeeft dat hij graag in Congo geplaatst wil worden, krijgt hij direct een telefoontje van de personeelsdienst dat zijn wens gehonoreerd wordt. Kinshasa is voor diplomaten minder populair dan Kopenhagen, terwijl juist in Congo het avontuur lonkt.
Als gepromoveerde ontwikkelingsdeskundige weet Koch precies welke ondersteuning de Congolezen nodig zouden hebben. Maar gaandeweg zijn reizen per uitgeholde boomstam over de Congo-rivier en op de motor diep de oerwouden in, komt hij erachter dat wat hij als internationale samenwerking ziet, Congolezen als internationale tegenwerking zien. Hij begint te doceren aan de universiteit van Kinshasa en samen met slimme studenten onderzoekt hij de schaduwkanten van de hulp. Uiteindelijk zegt hij zijn baan bij de ambassade op om als directeur aan de slag te gaan bij een organisatie waarin hij gelooft.
In De Congo Codes concludeert Dirk-Jan Koch dat internationale samenwerking soms veel effectiever is dan we durven dromen, maar dat de effecten soms ook veel desastreuzer zijn dan we ons kunnen voorstellen. Het is vooral internationale desinteresse die ervoor zorgt dat Congo niet vooruit komt.
Met dit persoonlijke en positieve relaas wakkert hij het debat aan over wat wij aan dit grote menselijke drama kunnen en moeten doen.
Dirk-Jan Koch (1980) was op zijn zestiende al voorzitter van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (laks). Hij was als diplomaat werkzaam in Congo en als docent verbonden aan de Katholieke Universiteit van Kinshasa. Momenteel is hij directeur van Search for Common Ground, een internationale organisatie gericht op conflicttransformatie.
`Bankenlobby gaat door, `Lobby ingezet bij kabinetsformatie, `Nederlandse belangen behartigd in Brussel, `Milieudefensie lobbyt voor Schipholgans.
We lezen het dagelijks in het nieuws, lobbyen of `public affairs. Maar wat is dit? Wie doen dit? Hoe worden belangen behartigd? Frans van Drimmelen geeft in dit boek een verrassende inkijk in de ontwikkeling, ethiek en transparantie van het vakgebied public affairs. Niet alleen belangenbehartiging op en rondom het Haagse Binnenhof komt uitgebreid aan bod, maar ook in het steeds belangrijker wordende Brussel.
Handboek public affairs biedt een kijkje in de keuken van de professionele belangenbehartiging en beschrijft dit voor velen nog onbekende vak in de breedste zin van het woord.
Hét handboek voor professionals, hét studieboek voor studenten, en hét leesboek voor elke politiek geïnteresseerde.
Frans van Drimmelen (1965) is algemeen directeur en oprichter van het publicaffairsadviesbureau Drge & van Drimmelen. Naast zijn werkzaamheden voor Drge & van Drimmelen was hij onder meer voorzitter van de Beroepsvereniging voor Public Affairs (bvpa) en is hij actief lid van D66 en lid van de Raad van Advies van De Groene Zaak.
Wanneer je in het wielrennen over `een verborgen motor' spreekt, zal dat door recente schandalen al snel gedachten oproepen aan dopinggebruik. Martijn Veltkamp laat op een toegankelijke manier zien dat er een andere verborgen motor is, die nog veel meer invloed heeft op sportprestaties: de hersenen. Wanneer de benen eigenlijk niet meer willen, kan het hoofd van een wielrenner ervoor zorgen dat ze tóch doortrappen.
Wat motiveert renners, en wat doet dat met hun prestaties? Waar komt de angst voor het afdalen vandaan, en hoe kom je ervanaf? Waarom bezwijken sommigen onder druk, maar anderen niet? Waarom is fietsen in je eentje mentaal zwaarder dan in een groep?
Aan de hand van wetenschappelijk onderzoek en interviews met wielrenners als Gert Jakobs, Henk Lubberding en Tom Veelers worden dergelijke vragen beantwoord. Thema's als macht, motivatie, wilskracht en teamspirit komen aan bod. De onderwerpen en anekdotes in De verborgen motor zullen niet alleen voor fietsliefhebbers herkenbaar zijn, maar voor álle (actieve en passieve) sporters.
Martijn Veltkamp (1980) is psycholoog. Hij promoveerde in 2009 aan de Universiteit Utrecht, en heeft zich gespecialiseerd op het gebied van motivatie en gedragsverandering. Daarnaast is hij een gepassioneerd fietser en volger van de wielersport.
Op 8 oktober 1942 werd het gezin Pais _ vader, moeder, zoon en dochter _ in de gemeente Barneveld gearresteerd. Gemoord, gestolen of tegen het verkeer in gereden hadden zij niet. Maar het was al erg genoeg dat ze bestonden en daar moest een eind aan worden gemaakt.
Dankzij onbaatzuchtige hulp en een grote dosis geluk heeft het gezin de nachtmerrie overleefd. Barneveld is uit het leven van Arie Pais niet meer weg te denken.
In Amsterdam studeerde Pais economie aan de gemeentelijke universiteit. Hij is er later lector en hoogleraar geworden. Al vanaf zijn studententijd is hij actief geweest in het politieke leven van de hoofdstad en daarbuiten.
Behalve raadslid, Statenlid en Kamerlid is hij een kleine vier jaar minister geweest. Te kort om de wereld te veranderen, maar lang genoeg om enkele glazen plafonds te helpen doorbreken.
Arie Pais (1930) heeft economie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij later lector en hoogleraar werd. In het eerste kabinet-Van Agt was hij de minister van Onderwijs en Wetenschappen. Hij is veertien jaar in het bankwezen werkzaam geweest, waarvan de laatste zes jaar als vicepresident van de Europese Investeringsbank. Daarna heeft hij functies vervuld in het zakelijke en culturele leven.
Pioniers heten zij, de ruim vijfduizend Nederlandse burgers die na de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in 1941 naar het bezette oosten trokken om daar, op `oude Germaanse bodem', een nieuw leven te beginnen. Boeren uit Groningen, vissers uit de kustprovincies, verveners uit Drenthe, zakenlieden uit de Randstad _ zij allen meldden zich om mee te helpen aan de opbouw van een nieuw Europa: het Groot-Germaanse Rijk.
Wat bewoog deze mannen (en vrouwen)? Wat waren hun verwachtingen en hoe verging het hun in deze killingfields van bezet Europa, zo vlak achter het oostfront? In dit boek doorgrondt Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel hun motieven. Aan de hand van brieven, dagboeken, naoorlogse justitiedossiers en vele andere niet eerder benutte bronnen uit binnen- en buitenlandse archieven laat zij zien dat hun avontuur niet louter een nationaalsocialistisch curiosum was, maar ook past in de Nederlandse geschiedenis van de eerste helft van de twintigste eeuw, toen de toekomst van het Nederlandse imperium en de Nederlandse landbouw in het geding waren.
Geraldien von Frijtag Drabbe Künzel (1965) is historica en politicologe. Ze is als universitair docent verbonden aan de afdeling Politieke Geschiedenis van de Universiteit Utrecht. Van haar hand verschenen eerder Het recht van de sterkste (1999), Kamp Amersfoort (2003) en Het geval Calmeyer (2008).
Over Het recht van de sterkste (1999):
`Ik heb het boek met stijgende bewondering gelezen.' sjoerd faber, bmgn
Over Kamp Amersfoort (2003):
`Helder geschreven en gedegen.' de stad amersfoort
Over Het geval Calmeyer (2008):
`Heel zorgvuldig worden de marges die de pragmatische Calmeyer vond en gebruikte in de ingewikkelde bureaucratie van het bezettingsapparaat beschreven.' jan blokker, nrc
Als geen ander bedrijf dringt Heineken door tot de nerven van Afrikaanse samenlevingen. De multinational, al sinds de jaren dertig actief op het continent, beseft dat toekomstige groei grotendeels hiervandaan moet komen. Heineken in Afrika is het resultaat van drie jaar baanbrekend journalistiek onderzoek. Daarbij bezocht de auteur alle Afrikaanse landen waar Heineken brouwerijen bezit, sprak hij bijna 300 betrokkenen en deed hij diepgravend archief- en literatuuronderzoek.
Met zijn levendige en toegankelijke stijl geeft Olivier van Beemen bovendien inzicht in het moderne Afrika en de rol die het bedrijfsleven daar speelt.
De onthullingen in Heineken in Afrika, onder meer over belastingontwijking, medeplichtigheid bij mensenrechtenschendingen en omstreden zakenpartners, hebben inmiddels tot vragen geleid in de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Het inspireerde toonaangevende columnisten, zoals Bas Heijne en Sheila Sitalsing, tot vlammende betogen. Heineken negeerde het boek aanvankelijk, maar wijdt er nu een aparte website aan.
`In zijn doorwrochte boek laat Van Beemen zien dat ook bij Heineken de idealen volledig ondergeschikt zijn aan het winstbejag en dat de Afrikaanse welzijnsverbetering waarover Heineken en Rutte voortdurend tetteren, in werkelijkheid wellicht niet heel veel groter is dan het truffelgehalte in de pasta van de Aldi.'
bas heijne, nrc handelsblad
`Geweldig boek.'
paul van liempt, rtl z
`Ik heb dit boek met rode oortjes gelezen en er net zoveel plezier aan beleefd als aan Congo van David Van Reybrouck.'
ton dietz, directeur afrika studiecentrum leiden
`Heineken in Afrika is een must-read voor iedere ondernemer of manager die in Afrika actief is of wil worden en voor iedereen met interesse in business-ethische vraagstukken. Een van de meest waardevolle managementboeken die ik in tijden heb gelezen.'
managementboek.nl
Over In Parijs:
`Olivier van Beemen! Altijd nieuwsgierig én ondernemend. Een chroniqueur van het Franse dagelijks leven die het avontuur niet uit de weg gaat.'
adriaan van dis
`Het boek is een feest van herkenning voor iedereen die ooit in Parijs heeft gewoond en bij wie Frankrijk onder de huid is gaan zitten. Voor alle andere lezers is het een originele en boeiende inwijding in een zo bijzondere en ook zo andere wereld dan de onze, op slechts twee uur treinen van Roosendaal.'
frans timmermans
`De dadendrang van razende reporter Van Beemen.'
de volkskrant
In de beeldende kunsten is niets wat het is. Kijk maar: je ziet niet wat je ziet. Maar van de politiek en van de moraal wordt juist ondubbelzinnigheid verlangd. Hoe kan kunst dan politiek of moreel zijn?
Mag alles in de kunst of zijn er grenzen? Moet de politiek zich met kunst bemoeien en kunnen de beeldende kunsten politiek zijn? Of verschuilen ze zich ten onrechte in een ivoren toren?
Veel hedendaagse kunstenaars trekken met een boodschap de wereld in. Levert dat goede kunst op? Het is een heet hangijzer in de kunst van nu.
In De navel van Daphne werpt Maarten Doorman aan de hand van voorbeelden uit de hedendaagse kunst nieuw licht op het doolhof van engagement in de kunst.
Maarten Doorman is schrijver en filosoof. Hij doceert kunstkritiek aan de Universiteit van Amsterdam en cultuurfilosofie aan de Universiteit Maastricht. Verder is hij medewerker van de Volkskrant, De Groene Amsterdammer en Hollands Maandblad. Tot zijn recentste boeken behoren De romantische orde, Paralipomena. Opstellen over kunst, filosofie en literatuur en Rousseau en ik. Over de erfzonde van de authenticiteit.
Over Maarten Doorman:
`Er zijn niet veel filosofen in Nederland die goed kunnen schrijven. Maarten Doorman is één van hen.'
trouw
`Een essayist die instemming en tegenspraak uitlokt: een betere combinatie bestaat niet.'
nrc handelsblad
`Het denkend voortschrijden wordt aanstekelijk verwoord.'
de volkskrant
`Prikkelend en waardevol.'
arthur danto, filosoof
Met de val van de Muur in 1989 kwam na veertig jaar een einde aan de Duitse deling. Op 3 oktober 1990 werd de ddr met West-Duitsland herenigd. Voor het eerst in de Duitse geschiedenis vielen vrijheid en eenheid samen en werd de Bondsrepubliek een volledig soevereine en democratische staat. Een jaar daarvoor had niemand dat voorspeld.
De geschiedenis van de Bondsrepubliek is een bijzondere. Opgericht in 1949 op de puinhopen van het Derde Rijk was het land een frontstaat in de Koude Oorlog en droeg het de morele last van Hitlers vernietigingsoorlog. De Duitse toekomst, met twee landen van een gedeelde natie, was ongewis. Met bondskanseliers als Konrad Adenauer, Willy Brandt, Helmut Schmidt en Helmut Kohl wist het land zich tot een gerespecteerde, belangrijke bondgenoot van het Westen te maken. De economische reus en politieke dwerg met de provinciestad Bonn als hoofdstad werd na de eenwording ook een politieke reus met Berlijn als hoofdstad. Kohl, Gerhard Schrder en nu Angela Merkel vervolmaakten het Duitse wonder.
Er wordt sinds 1990 veel gevraagd en verwacht van Berlijn. Kan Duitsland die rol aan, nu het land weer in het midden van Europa ligt?
Edmond Hofland (1963) studeerde moderne Duitse geschiedenis in Amsterdam en Berlijn. Hij heeft gewerkt voor vpro, vara en ntr bij diverse programma's als Buitenhof, Pauw & Witteman en In Europa. Hij maakte daarnaast gefilmde portretten van Max Kohnstamm, Bernard Bot en Dick Berlijn, Wim Duisenberg en Hans van Mierlo.
Verborgen Verleden, DNA Onbekend en Familie Gezocht zijn immens populaire televisieprogramma's die allemaal ingaan op variaties van dezelfde vraag: waar kom ik vandaan? Ontelbare Nederlanders zijn in de ban van hun afkomst en Martine Letterie is een van hen.
Ze onderzocht haar familiegeschiedenis van 1600 tot nu en leerde haar voorouders kennen: in alle generaties steeds weer bijzondere gewone mensen aan de onderkant van de middenklasse. Sommigen boerden goed, maar anderen kwamen in verzet tegen hun lot als het tij keerde en probeerden met wisselend succes hun leven in eigen hand te nemen en er nog iets van te maken. Al deze mensen-zoals-wij roepen met hun petites histoires een tijd en sfeer op die, hoewel lang geleden, toch ook verrassend dichtbij komt en herkenbaar is.
In De genen van mijn vader beschrijft Letterie hun soms hartverscheurende levensgeschiedenissen, om te eindigen met haar eigen verhaal. Wat zeggen deze voorouders over haar, en in hoeverre hebben hun levens dat van haar beïnvloed?
Martine Letterie (1958) schrijft al twintig jaar historische kinderboeken, die meestal gebaseerd zijn op waargebeurde verhalen.
In Rusland is alles waar en klopt niets. In Oorlog en kermis trekt Olaf Koens langs de randen van het grootste land ter wereld. Van de meest afgelegen nederzettingen in Siberië tot de frontlinies van de nieuwe koude oorlog.
Hij spreekt met hooligans en helden, met walvisvangers en waarzeggers. De hallucinante, soms krankzinnige verhalen schijnen een nieuw licht op het land waar absurdisme de norm is.
Oorlog en kermis is een betrokken, persoonlijk, ruw en realistisch portret van een land in verandering.
Olaf Koens (Châtillon-sur-Seine, 1985) is schrijver en journalist. Hij publiceerde eerder Koorddansen in de Kaukasus. Hij werkt voor de Volkskrant en rtl Nieuws. In 2015 werd hij door het vakblad Villamedia uitgeroepen tot journalist van het jaar.
Over zijn journalistieke werk:
`Koens illustreert wat realisme is in de kunst en de literatuur: een selectie concrete details.'
Arnon Grunberg
`Journalistiek is meer dan rennen naar de brandhaard. Olaf Koens weet de diepere laag te vinden in de, soms dramatische, nieuwsfeiten. Hij neemt zijn lezer keer op keer mee in zijn eigen verbazing.'
juryrapport journalist van het jaar
Telkens wanneer Luuc Kooijmans als kind de huiskamer van zijn grootouders in de Amsterdamse Valeriusstraat binnenstapte, werd zijn blik onweerstaanbaar getrokken door een portret aan de muur. Statig ingelijst hing daar een uitvergrote foto van een jongen die dromerig voor zich uit staarde. Dat is oom Wim, werd hem verteld, die is in de oorlog door de Duitsers doodgeschoten. Meer kreeg hij niet te horen: zo prominent als het portret aan de muur was gehangen, zo onbespreekbaar bleek het verhaal erachter. Hij besloot uiteindelijk zelf op zoek te gaan naar het tentoongestelde geheim.
De cruciale gebeurtenis bleek te hebben plaatsgevonden op een vroege ochtend in april 1942. Wim, een stille, begaafde jongen van negentien, werd van zijn bed gelicht, tot ontsteltenis van zijn nietsvermoedende ouders, die lid waren van de NSB.
In dit boek reconstrueert Kooijmans die gebeurtenis. Dankzij een unieke collectie dagboeken, brieven en memoires kan hij aan tafel zitten bij een heftige discussie over Hitler. Hij is aanwezig bij de oprichting van een verzetsgroep, maar verblijft ook een zaterdagmiddag bij de Jeugdstorm. Hij beschrijft de reacties in het tussen collaboratie en verzet verscheurde gezin terwijl hij van zeer nabij volgt hoe Wim in een Duitse strafgevangenis toeleeft naar een onverbiddelijk doodvonnis. Het geheim van de Valeriusstraat vertelt een ontroerend en meeslepend verhaal, dat de oorlog op een zeldzaam genuanceerde manier invoelbaar maakt.
Over De doodskunstenaar:
`Kooijmans is een uitzonderlijk biograaf, alles wordt onder zijn handen spannend en interessant. (...) in een woord: meesterlijk.' Het Parool
Over Gevaarlijke kennis:
`Kooijmans maakt er een menselijke geschiedenis van, waarin het zindert en zingt.' de Volkskrant
`Een schitterend boek.'NRC Handelsblad
`Zijn stijl wordt gekenmerkt door mooie, sobere zinnen waarmee hij op onderkoelde wijze de mensen liefdevol en haarscherp schetst.' Nederlands Dagblad
Historicus Luuc Kooijmans (1956) heeft veelvuldig bewezen dat hij een complexe geschiedenis helder en indringend kan vertellen. Hij is auteur van boeken die niet alleen lof hebben geoogst in wetenschappelijke kringen, maar ook door een breder publiek worden gewaardeerd. In 2008 werd Gevaarlijke kennis bekroond met de Grote Geschiedenis Prijs en met de Greshoffprijs van de Jan Campert Stichting. Hij schreef daarnaast onder meer De doodskunstenaar, Het orakel en De geest van Boerhaave. In 2004 ontving hij van het Prins Bernhard Cultuurfonds een oeuvreprijs op het terrein van de geesteswetenschappen. Zijn werk werd vertaald in het Engels, Russisch en Pools.
Met een nawoord van John le Carré
Kim Philby, een van de grootste dubbelspionnen aller tijden: een briljante en charmante man, die tijdens de Koude Oorlog de Britse antispionage tegen de Sovjet-Unie leidde. Ondertussen werkte hij echter heimelijk voor de Russische geheime dienst.
Niemand vermoedde Philbys dubbelrol, zelfs zijn beste vriend en medeofficier Nicholas Elliott niet. De onopzettelijke onthullingen van Elliott, en ook die van het hoofd van de cia, hielpen Philby twee decennia lang bij het doen mislukken van vrijwel alle Anglo-Amerikaanse spionageacties. Zijn spy fever ontstond in Nederland, tijdens de Tweede Wereldoorlog, waar een geniale spionagestreek de directe aanleiding werd voor Hitler om Nederland binnen te vallen.
Een spion onder vrienden is Macintyres beste boek tot nu toe: buitengewoon spannend en gebaseerd op nooit eerder openbaar gemaakte documenten van de Britse inlichtingendienst. Een mijlpaal in de geschiedschrijving van de Koude Oorlog, onmisbaar voor liefhebbers van geschiedenis en spionageromans.
Ben Macintyre is een Brits historicus, auteur en journalist. Hij publiceert onder meer in The Times en hij maakte documentaires over oorlogsspionage voor de bbc.
`Leest als een spionageroman van John le Carré.
de Volkskrant *****
`Macintyre schrijft met de ijver en het inzicht van een journalist en de verve van een geboren verhalenverteller. Dit is even goed als John le Carré op zijn best.
The Guardian
`Buitengewoon boek, zeer opwindend.
The Times
`Meeslepend verhaal over een tergend en uiteindelijk tragisch onderwerp. Het begint als een studie over vriendschap, maar eindigt als een aanklacht.
The Spectator
`Niemand kan met zo veel gevoel, autoriteit en opmerkzaamheid over verraad en bedrog schrijven als Macintyre. () Qua snelheid en spanning te vergelijken met een rit in een op hol geslagen trein, behalve dat Macintyre exact weet waar hij naartoe gaat en de volledige controle heeft over zijn materiaal.
The Daily Mail
`Een briljante verzoening tussen geschiedenis en entertainment. Het is niet alleen een treurzang, het is een onvergetelijk requiem.
The Observer
`Onweerstaanbaar leesbaar boek.
Sunday Times
`Macintyres meest ambitieuze vertelling tot nu toe.
Daily Telegraph
`Excellentie' is een toverwoord. Het opent deuren naar selectieve bachelors en masters, tot beurzen voor PhD-plaatsen of internationale uitwisselingen - zelfs in het basisonderwijs kunnen excellente leerlingen al in een zogenoemde plusklas terechtkomen. Maar bestaat het eigenlijk wel? Is het objectief te meten? Kunnen en moeten we ernaar streven?
Jeroen Geurts, wetenschapper in hart en nieren, en Harm van der Gaag, rechtgeaard filosoof, pakken dit probleem in een socratische dialoog aan. In eerste instantie staan ze niet hetzelfde in deze kwestie. De wetenschapper wil criteria benoemen voor excellentie, om het vervolgens zinvol te kunnen toepassen in de academische praktijk. De filosoof twijfelt aan de betekenis en de waarde van het begrip. Moeten we wel van een paard verwachten dat het, naast het trekken van de kar, ook kan zingen? Zorgt onze focus op excellentie er niet voor dat men gemiddeld minder goed wordt, omdat we goed niet goed genoeg vinden?
Aan het eind van het vriendschappelijk dispuut wordt gemeenschappelijke grond gevonden in de herontdekking van het ouderwetse begrip `voortreffelijkheid'.
Jeroen Geurts (1978) is hoogleraar translationele neurowetenschappen en hoofd van de afdeling Anatomie & Neurowetenschappen aan VU medisch centrum te Amsterdam. Hij is lid van De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en was de afgelopen twee jaar voorzitter van dit platform voor `excellente' wetenschappers.
Harm van der Gaag (1967) studeerde wijsbegeerte in Utrecht. Naast zijn werk in een filosofische praktijk onderwijst hij zijn methode van socratische een-op-een-counseling aan de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden.
Anne Frank was niet de enige die een dagboek bijhield tijdens de Tweede Wereldoorlog. Honderden Nederlandse meisjes vertrouwden hun gevoelens, gedachtes en angsten toe aan het papier in een tijd waarin niet alleen zijzelf maar ook de wereld om hen heen drastisch veranderde. In Meisjes in de oorlog zijn fragmenten van 1940 tot en met 1945 verzameld uit overgeleverde en deels nog nooit eerder gepubliceerde dagboeken van hen die in die periode nog meisjes waren. Joodse meisjes, maar ook niet-joodse meisjes, arme meisjes, rijke meisjes, meisjes die opgroeiden in een nsb-gezin, meisjes die in het verzet zaten, meisjes uit alle windstreken, ook uit Nederlands-Indië - sommigen nog speels, verliefd of naïef, anderen al vroegwijs, ernstig, moedeloos.
Zeventig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog geven deze dagboekfragmenten een indringend en uniek beeld van het leven in oorlogstijd.
Donderdag 21 januari 1943, Amsterdam
Ze zullen me nu wel gaan zoeken, nu ze weten dat vader en moeder weg zijn. Ja, ik ben in gevaar, maar ik ben de enige niet. Een gedeelde smart is halve smart.
Ellie, 16 jaar
Donderdag 29 april 1943, Amsterdam
Ik ben vanmiddag nog naar Fini geweest, maar er werd niet opengedaan en een week geleden ben ik er geweest en toen werd er ook niet opengedaan. Ik hoop niet dat ze weg is. Wat zou ik dat naar vinden. Maar ik denk toch wel dat het zo is, want er is niets te zien. De ramen zijn dicht en in de voor- en eetkamer is ook niets te zien.
Liesbeth, 14 jaar
Vrijdagavond 4 juni 1943, Schiedam
Om halfvier ben ik naar de dierentuin gegaan met Marleentje. Er zijn alweer een heleboel dieren weg en ze rijden zomaar met vrachtwagens door de dierentuin heen! Ook zijn ze van die gekke betonnen stellingen aan het bouwen, ik weet niet wat dat allemaal betekenen moet, maar ik vrees voor mijn dierentuin!
Hannie, 14 jaar
Pieter Eckhardt (1977) is historicus en heeft gewerkt voor het Rijksmuseum en de NOS. Sinds enkele jaren is hij kunstredacteur bij De Wereld Draait Door.
Marscha Holman (1982) studeerde geschiedenis aan de UvA. Ze is columnist bij NRC Handelsblad en freelanceredacteur van literaire fictie en non-fictie.
Als Michiel Princen in 2004 financieel rechercheur bij de Amsterdamse politie wordt, kan hij meteen vol aan de bak. Precies twee weken later wordt witwasfenomeen Willem Endstra voor zijn kantoor aan de Apollolaan in Amsterdam-Zuid geliquideerd. Het zal het begin blijken van een onderzoek naar de afpersing van Endstra door Willem Holleeder.
Princen doet jarenlang onderzoek naar het witwassen van die afgeperste miljoenen door de ogenschijnlijk onkreukbare kasteelheer Jan-Dirk Paarlberg, de tot dan toe onomstreden eigenaar van de halve P.C. Hooftstraat. Daarna werkt Princen mee aan andere rechercheonderzoeken naar witwassen, oplichting, verduistering en valsheid in geschrifte binnen de georganiseerde criminaliteit en de `bovenwereld'.
Behalve de zichtbare successen - arrestaties, beslagleggingen en veroordelingen - ziet hij ook talrijke bottlenecks en zwakke plekken binnen de opsporing. Daarnaast constateert hij hoe de sociale cultuur binnen de politie de eigen slagvaardigheid schaadt en hoe de organisatie zichzelf dwarszit in de uitoefening van haar taken: misdrijven oplossen en de criminaliteit beheersen.
Na tien jaar besluit Princen, met pijn in het hart, de recherche te verlaten en zijn bevindingen op papier te zetten. De gekooide recherche is zijn spannende, kritische en soms ronduit onthutsende verhaal, van binnenuit geschreven, over de gang van zaken bij de Amsterdamse recherche.
Vijftien jaar lang was Michiel Princen (1968) onderzoeksjournalist voor De Telegraaf, Peter R. de Vries en FEM Business. In 2004 maakte hij de bijzondere overstap naar de financiële recherche van de Amsterdamse politie. De gekooide recherche is zijn eerste boek.
300 jaar geleden werd Rousseau geboren. En hij is nog altijd onder ons, nu meer dan ooit. Want Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) is de uitvinder van het ik dat wij sinds meer dan twee eeuwen nastreven en dat ik staat hoog op de agenda. In de politiek, de kunst, het onderwijs, op tv en in ons eigen leven.
Vanaf Rousseau zijn we in de greep van het verlangen naar echtheid. Naar de natuur, naar spontaniteit, jeugd, vriendschap en liefde. Dankzij Facebook snappen we dat we onszelf moeten spelen, zoals de echtheid van Boer Zoekt Vrouw geregisseerd is en de oprechtheid van de politicus het product is van mediatraining. Er loopt een rechte lijn van Rousseau naar de smiley en andere emoticons.
Authenticiteit is onmogelijk. Dat laat Rousseau onbedoeld zien. Vooral in zijn eigen leven, waarover hij uitvoerig schrijft. De paradoxen daarin zijn niet te wijten aan de dwarsheid van deze soms hysterische filosoof, maar aan het verlangen naar echtheid zelf. Eerlijkheid leidt tot hypocrisie, heimwee naar de natuur tot aanstellerij.
In Rousseau en ik beschrijft Maarten Doorman hoe we nog steeds in zulke verlangens vastzitten en vraagt hij zich af of we kunnen ontsnappen aan de erfenis van Rousseau.
Maarten Doorman is een van de spraakmakende filosofen van Nederland. Hij doceert aan de universiteiten van Amsterdam en Maastricht. Daarnaast is hij dichter en essayist. Van hem verscheen onder meer De romantische orde.
`De romantische orde is heel goed geschreven. (...) De schrijver schrikt niet terug voor de grote greep.' NRC Handelsblad