In januari 2002 verdween drugshandelaar Patrick van Dillenburg. Sindsdien is er niets meer van hem vernomen. Jarenlang keek de politie niet naar zijn verdwijning om, totdat na vijftien jaar, uit het niets, een undercoveroperatie tegen Ad K. begon. Die operatie ging door totdat de politie van hem een bekentenis had gekregen, afgelegd tegen een `crimineel' die werd gespeeld door een politieagent. Ad werd in hoger beroep veroordeeld voor moord op Patrick van Dillenburg. Hij zou zijn lichaam met een takkenversnipperaar tot grut hebben gemaakt en op een bollenveld hebben uitgestrooid. De veroordeling roept vooral veel vragen op: is Patrick wel dood of leeft hij tegenwoordig in een zonnig land? Is Ad wel een voor de hand liggende moordenaar? Moet de bekentenis van Ad wel worden vertrouwd? En heeft de politie wel goed onderzoek gedaan?
In dit boek wordt een analyse gegeven van al het relevante bewijs in de zaak tegen Ad K. en de mogelijke scenario's over wat Patrick is overkomen. Die analyse levert, in het licht van de rechterlijke beslissing, op verschillende punten onverwachte resultaten op.
In recente jaren is het debat over het fenomeen georganiseerd sadistisch misbruik, inclusief ritueel misbruik, weer opgeleefd, met als resultaat het instellen van de Commissie Hendriks (2021-2022). Het rapport van de Commissie biedt een breed perspectief op georganiseerd sadistisch misbruik van minderjarigen door het gebruik van verschillende informatiebronnen, zoals interviews met slachtoffers en therapeuten, een analyse van de wetenschappelijke literatuur en mediabronnen, onderzoek naar beeldmateriaal, rechtszaken, politie-registraties en onderzoek naar de beoordeling van aangiften door de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). Op basis van de bevindingen worden de aard en context van dit type misbruik besproken.
Daarnaast komen thema's als beïnvloeding binnen georganiseerde netwerken, de werking van het geheugen en aspecten die van belang zijn voor adequate hulpverlening, aangifte en opsporing aan bod. Een belangrijke conclusie is dat het onmiskenbaar is dat georganiseerd en gewelddadig misbruik van minderjarigen bestaat, echter voor het bestaan van ritueel misbruik vormen de verhalen van slachtoffers de enige bron. De Commissie doet aanbevelingen voor hulpverlening, opsporing, een meldpunt en de werking daarvan.
Er zijn verschillende aanwijzingen dat we als samenleving steeds meer in de war van verwarring zijn. Niet alleen het aantal meldingen van verwarde personen wijst daarop, ook meer in het algemeen groeit de intolerantie voor onzekerheid, onduidelijkheid, onbegrip en gebrek aan grip. Als er toch één discipline is waarvan men mag verwachten dat die om kan gaan met verwarring, dan is het wel de forensische psychiatrie. En toch...
In oktober 1985 werd Marijke Medens met messteken om het leven gebracht bij het benzinestation in Warnsveld. Destijds liep het onderzoek dood, maar in 2001 kwam er nieuwe informatie binnen bij de geheime politie. Daaruit moest blijken dat Mick van Bezemer de moord pleegde, samen met een aantal anderen. Hun namen zouden vermeld staan in een mysterieus document uit 1988. De politie heropende het onderzoek, met als gevolg dat de Vier van Warnsveld alsnog werden veroordeeld. Maar is er voldoende bewijs? Hebben zij die moord wel gepleegd?
Van watskeburt tot whodunit gaat over het reconstrueren van scenario's. Scenariodenken is een breedgedragen begrip in de opsporing. Maar wat er daadwerkelijk mee bedoeld wordt of hoe je dit inhoudelijk vorm kunt geven; daarover verschillen de inzichten.
In dit boek worden wetenschappelijke theorieën over verhaal en verankering gecombineerd met inzichten uit het strafrecht en de opsporingspraktijk. Dit vertaalt zich naar praktische denkkaders, hulpmiddelen en tips. Deze worden niet alleen uitgelegd, maar ook direct toegepast op een onderzoek uit de praktijk.
Door de toegankelijke schrijfstijl en de relevantie van dit onderwerp spreekt de auteur een breed publiek aan. Opsporingspraktijk, strafrecht, wetenschap, onderwijs: eenieder met interesse voor deze vakgebieden zal zich kunnen vinden in dit boek. De lezer kan direct zelf aan de slag met scenarioreconstructie.
De improvisatiemaatschappij werpt een nieuw licht op de complexiteit van de huidige samenleving. Velen ervaren chaos en onoverzichtelijkheid. Er heerst onbehagen onder burgers en er is onzekerheid bij bestuurders. Het lijkt aan perspectief te ontbreken. Maar misschien zien we wel iets over het hoofd?!
Hans Boutellier levert een realistische en inspirerende voorstelling van een nieuwe sociale orde. Het boek gaat over identiteit en woede, waarden en normen, participatie en integratie, en over recht en veiligheid. Het biedt een brede, onderbouwde en constructieve visie op de hedendaagse samenleving. Deze druk is uitgebreid met een openingshoofdstuk dat de concrete werking van de improvisatiemaatschappij belicht.
Op woensdag 11 december 1996 werd Gonda vermoord. Daarna werd er brand gesticht. Van meet af aan was haar man Reinier de belangrijkste verdachte. Het duurde nog vele jaren voordat hij werd veroordeeld. In 2009 kreeg Reinier van het Hof Leeuwarden 15 jaar gevangenisstraf voor het vermoorden van zijn vrouw.
Altijd heeft Reinier ontkend dat hij Gonda vermoordde. In het Project Gerede Twijfel werd het bewijs waarop hij werd veroordeeld opnieuw minutieus onderzocht. De zaak blijkt anders in elkaar te steken dan het hof meende. Bij de zoektocht door het Project Gerede Twijfel werden er allerlei nieuwe ontdekkingen gedaan, kleine en grote. Zo blijkt de politie te zijn uitgegaan van onjuiste gegevens en blijkt een belangrijke getuige niet ondervraagd.
Karien van den Doel en Karima Marouf studeerden criminologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Janna Tjebbes en Christel Edelman studeerden criminologie aan de Universiteit Leiden. Guillaume Beijers en Jasper van der Kemp zijn universitair docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Peter J. van Koppen is hoogleraar Rechtspsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Dit boek gaat over hoe straatagenten betekenis geven aan de omgeving waarin zij moeten optreden. Hoe lezen zij de straat? Hoe stellen zij vast wat er in een situatie aan de hand is? Hoe komen zij tot oordelen over wat er moet gebeuren? Dergelijke vragen worden in dit boek beantwoord. Op basis van etnografisch veldwerk worden tweeëntwintig patronen van betekenisgeving - blauwe patronen - onderscheiden die ten grondslag liggen aan de uitvoering van het politiewerk in de basispolitiezorg. Deze patronen bieden een nieuw perspectief op het politiewerk en geven een unieke inkijk in het vakmanschap van straatagenten. De blauwe patronen worden uitvoerig beschreven en voorzien van uiteenlopende, levendige voorbeelden uit het dagelijks politiewerk. Deze beschrijvingen maken duidelijk dat de betekenisgeving van straatagenten in belangrijke mate wordt gevoed door hun professionele intuïtie. Het boek eindigt met het inzicht dat de betekenisgeving van straatagenten nauwelijks van buitenaf kan worden beïnvloed. Dat moeten straatagenten zelf doen. Zij benutten de eigen uitvoeringspraktijk echter onvoldoende om hun intuïtie te ontwikkelen. Dat is een belemmering voor beter politiewerk.
In 2000 werd in Nederland het bordeelverbod opgeheven. De kern van dit
legaliseringsbeleid was om onderscheid tussen sekswerk en gedwongen
prostitutie mogelijk te maken. Niettemin bleek de vermeende connectie
tussen sekswerk en mensenhandel vanzelfsprekend geworden en sterk
ingebed in de Nederlandse samenleving. Mensenhandel was voor de gemeente
Utrecht dan ook de reden om op 25 juli 2013 alle prostitutieboten
aan het Zandpad te sluiten. Dit onderzoek laat zien dat niet zozeer mensenhandel, maar de `mensenhandelhype' - namelijk de overdreven en intensieve promotie van negatieve beelden van prostitutie - heeft geleid tot beleidsbeslissingen die de bestaande problemen eerder hebben verergerd dan verminderd. Honderden sekswerkers die niets met de mensenhandelproblematiek te maken hebben gehad, zijn slachtoffer geworden van onverantwoorde en haastige beleidsbeslissingen van de gemeente Utrecht om het Zandpad te sluiten. Dit onderzoek laat zien wat er met de vrouwen gebeurde na de sluiting van het Zandpad en wat de consequenties waren voor hen, voor hun klanten, de hulpverlenende organisaties en andere betrokkenen.
Sinds 2000 beschikken de financiële toezichthouders, de AFM en DNB, over de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen. De invoering van de bestuurlijke boete was het beleidsmatige antwoord op het zogenoemde handhavingstekort ten aanzien van de sociaaleconomische ordeningswetgeving. De bestuurlijke boete kan worden beschouwd als een systeemdoorbraak in de rechtshandhaving. De verwachtingen van de doelmatigheid waren dan ook hoog. De bestuurlijke boete zou voorzien in een lacune in de handhaving. Tegelijk was er ook kritiek. De bestuurlijke boete zou het bestuur en de bestuursrechter niet zijn toe te vertrouwen, de belangen van betrokkenen zouden beter zijn gewaarborgd binnen het straf(proces)recht.
Aan de hand van boetebesluiten, interviews met medewerkers van de toezichthouders en met advocaten, en jurisprudentie is de boetepraktijk van de financiële toezichthouders onderzocht: hoe wegen de AFM en DNB de betrokken belangen en bepalen zij de hoogte van de boete? Hoe verhoudt zich dat tot de discussie tussen de voor- en tegenstanders van de invoering van de bestuurlijke boete? Het onderzoek brengt een opmerkelijke discrepantie aan het licht tussen de beoogde doelen en werking van de boete en de toepassing in de praktijk. Dit werpt een nieuw licht op de `oude' bezwaren tegen de bestuurlijke boete: het ontbreken van tegenwicht en transparantie.
Overheidsbeleid om de economie en de sociale of fysieke kwaliteit van kwetsbare wijken te verbeteren (de `wijkenaanpak') kan niet zonder een voortvarende aanpak van de georganiseerde misdaad. Het gaat om `eerlijke kansen' voor mensen in achterstandsbuurten, maar evengoed is het belangrijk dat er een `pakkans' is voor georganiseerde criminelen. Georganiseerde misdaad is een groot maatschappelijke probleem. In sommige wijken is vrijwel zeker meer crimineel geld dan legaal geld aanwezig. Er ontstaat onder groepen een denkwereld waarin (veel) crimineel geld acceptabel of nastrevenswaardig is. Dergelijke groepen hebben `eerlijke kansen' genegeerd en profiteerden van de lage pakkans bij delicten zonder directe slachtoffers of aangiften, zoals drugsproductie, drugshandel, gokken of fraude. Dit boek analyseert deze fenomenen op basis van veldwerk op vier locaties en formuleert aanbevelingen.
Onbemande luchtvaartuigen, vaak kortweg aangeduid als drones, zijn eenvoudig en goedkoop verkrijgbaar en alom wordt verwacht dat het civiele gebruik van drones door burgers, bedrijven en overheden de komende jaren enorm zal toenemen. Dit roept vragen op over wat technisch mogelijk is, wat juridisch toegestaan is en wat maatschappelijk wenselijk is.
In dit onderzoek wordt uitgebreid ingegaan op verschillende soorten drones, wat in de toekomst mogelijk wordt en welke kansen en bedreigingen drones met zich meebrengen. Drones uitgerust met camera's kunnen worden ingezet voor onder meer criminaliteitspreventie, rampenbestrijding, dijkinspecties, grensbewaking, landbouw en film en televisie. Andere toepassingen zijn drones die worden ingezet voor het vervoer van pakketjes en drones die worden voorzien van warmtesensoren voor het opsporen van hennepplantages. Drones met water, voedsel en medicijnen kunnen worden ingezet bij reddingsoperaties. De tendens is dat drones steeds kleiner, lichter, efficiënter en goedkoper worden. Daarnaast zullen drones steeds autonomer worden en steeds meer in staat zijn in zwermen te opereren.
Het gebruik van drones brengt ook risico's met zich mee, waaronder veiligheidsrisico's en privacyrisico's. Drones kunnen neerstorten op mensen en gebouwen of kunnen ander luchtverkeer verstoren, met slachtoffers en grote schade tot gevolg. Kwaadwillenden kunnen drones gebruiken voor het invliegen op mensen, het hinderlijk volgen van personen of het heimelijk bespieden van de buurvrouw. In dit onderzoek wordt uitgebreid ingegaan op de bestaande juridische kaders voor het gebruik van drones, waaronder de luchtvaartwetgeving, aansprakelijkheidsrecht, privacyrecht en strafrecht, waarbij knelpunten in de wet- en regelgeving aan bod komen. Ook wordt de Nederlandse situatie vergeleken met België, Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Australië en de Verenigde Staten. Op basis van de bevindingen worden verdere waarborgen voor de privacy voorgesteld en contouren voor toekomstige wetgeving geschetst.
De risico-regelreflex is een term die sinds zijn introductie in 2010 steeds meer gebruikt wordt. Het verschijnsel wordt breed herkend onder bestuurders, volksvertegenwoordigers, ambtenaren, wetenschappers en journalisten, maar wordt op uiteenlopende manieren geduid. Deze publicatie geeft een uitgebreide definitie van de risico-regelreflex, die duidelijk maakt dat het gaat om de valkuil om na het bekend worden van een risico of naar aanleiding van een incident maatregelen te nemen die in wezen ondoordacht zijn. Zulke maatregelen kunnen de vorm hebben van wet- en regelgeving, normstelling, toezicht of voorzieningen.
Adequaat omgaan met de risico-regelreflex is een van de voorwaarden van goed bestuur. Het herkennen van de reflex is een belangrijke eerste stap in het vermijden ervan. Daarom worden in dit boek voor het eerst de aanjagende krachten benoemd die ertoe kunnen leiden dat overheden of andere organisaties zich gedwongen voelen om met snelle en vaak drastische risicobeperkende maatregelen te komen. De aanjagende krachten gaan vaak vergezeld van typerende uitspraken die als symptomen opgevat kunnen worden. Een bekende uitspraak is bijvoorbeeld `Dit mag nooit meer gebeuren'. Ook worden de dempende krachten in beeld gebracht waarmee de risicoregelreflex voorkomen kan worden.
De hoofdmoot van het boek bestaat uit de beschrijving van het openbare debat in de volksvertegenwoordiging en de media rond 27 voorbeelden, met telkens een korte analyse van de aanjagende en dempende krachten die daar te zien zijn. De voorbeelden bevinden zich vooral in het fysieke en het sociale domein, met een enkele uitzondering, zoals de maatregelen tegen uitkeringsfraude. Negen voorbeelden spelen zich af binnen een gemeente, zestien binnen de rijksoverheid en twee Belgische voorbeelden sluiten de reeks af.
In de bijlage is een aantal Nederlandse en internationale publicaties opgenomen waarin andere casuïstiek te vinden is, met uiteenlopende methodiek en mate van detaillering.
Het boek is gebaseerd op de inzichten die tussen 2010 en 2014 ontwikkeld zijn door het interdepartementale programma Risico's en verantwoordelijkheden.
Jaarlijks worden in Nederland miljoenen delicten gepleegd.
Veel burgers, bedrijven en instellingen zijn slachtoffer van
criminaliteit. De publicatie `Criminaliteit en rechtshandhaving'
beschrijft in kwantitatieve termen waaruit deze criminaliteit bestaat,
wie ervan het slachtoffer is, door wie de criminaliteit wordt gepleegd,
wat ervan wordt opgespoord en wat de justitiële reactie hierop is.
Deze editie is de dertiende in de reeks en betreft een sterk
ingekorte uitgave, waarbij ontwikkelingen in criminaliteit en
rechtshandhaving voor met name de periode van 2007 tot en
met 2014 worden beschreven.
Helaas komt geweld uit naam van eer regelmatig voor in onze samenleving. Jaarlijks houdt de nationale politie in circa drieduizend zaken rekening met een geschonden eergevoel als motief voor (dreigend) geweld. Het is niet altijd eenvoudig om een eerzaak te herkennen, aangezien het schenden en herstellen van eergevoel op verschillende wijzen gestalte kan krijgen, uiteenlopend van dreigende woorden tot en met een moord. Bovendien kan het mensen in verschillende fasen van de levensloop raken. Daarnaast komen mannen en vrouwen niet alleen als slachtoffer, maar ook als verdachte in beeld.
Dit boek is bedoeld als inleiding in de complexe wereld van eer en geweld voor politieambtenaren en andere professionals die in hun werk met deze zaken te maken krijgen. Het geeft professionals inzicht in de volgende vragen: Waarom is eergevoel zo belangrijk? Hoe kan herkend worden dat een conflict gewelddadig dreigt te escaleren? Wat kan een professional doen? Janine Janssen is als hoofd onderzoek verbonden aan het Landelijk Expertise Centrum Eer Gerelateerd Geweld (LEC EGG) van de nationale politie. Tevens is zij lector Veiligheid in afhankelijkheidsrelaties bij het Expertisecentrum Veiligheid (EV) aan Avans Hogeschool.
'Er zijn weinig zaken waarbij zo veel complexe emoties komen kijken als bij eergerelateerd geweld. Emoties die cultureel bepaald zijn en tegelijkertijd diep ingrijpen in persoonlijke levens. Een vorm van geweld die ook in de samenleving heftige emoties oproept. Dit boek geeft politiemensen en andere professionals een leidraad om dit soort zaken effectief en rechtvaardig op te pakken'.
Ahmed Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam
Op een vrijdagmiddag in 2009 vond de politie het lichaam van de 78-jarige Mathilda Snoek. Zij was door 51 messteken om het leven gebracht. Haar voormalige thuishulp, Michelle Bovenkerk, werd veroordeeld voor de moord.
Biologische sporen van Michelle werden op allerlei plekken in Mathilda's huis aangetroffen, soms vermengd met bloed. Volgens Michelle had zij die sporen achtergelaten toen zij de dag voor de moord bij Mathilda op bezoek was geweest of toen zij een tijdje daarvoor nog bij Mathilda had schoongemaakt. Dat zei allemaal niet zoveel.
Maar er was meer. Michelle had op die vrijdagochtend om onduidelijke redenen de boodschappenbezorgdienst van Mathilda afgebeld. En ze deed verdachte uitspraken tegen familieleden. Tijdens het hoger beroep legde Michelle uit dat zij had geprobeerd de schuld naar zich toe te trekken omdat zij werd bedreigd door Mathilda's onderbuurman. Hij zou volgens haar de moord hebben gepleegd.
In het Project Gerede Twijfel werd de veroordeling van Michelle onderzocht. Wij vergeleken een moordscenario, een diefstalscenario en een schoonmaakscenario. Bij welk scenario past het bewijs het beste?
In dit boek wordt verslag gedaan van de bevindingen van een onderzoek naar ernstige integriteits schendingen binnen vier rechtshandhavingsorganisaties - de politie, Douane, Koninklijke Marechaussee (KMar) en Fiscale Inlichtingen- en Op sporingsdienst (FIOD) - die in verband kunnen worden gebracht met georganiseerde criminaliteit. Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen en duiden van de aard, omvang en ernst van integriteitsschendingen binnen de genoemde rechtshandhavings- organisaties in relatie tot georganiseerde criminaliteit. Daarnaast is aandacht besteed aan de wijze waarop vanuit de rechtshandhaving wordt geprobeerd om daartegen dammen op te werpen en de weerbaarheid van de medewerkers te versterken.
De brandweer vond op een zondagochtend in 2002 bij het blussen van een brand de lichamen van de Oost-Europese Ona en haar tweejarige dochtertje Adina. Bij de sectie bleek dat Ona en Adina niet door de brand om het leven waren gekomen, maar dat ze daarvoor al waren gedood. Tien dagen later meldde Ona's buurman Hans zich bij de politie. Hij vertelde dat hij een paar uur voor de brand in Ona's huis was geweest om daar spullen te stelen. Hij had haar toen niet gezien. Hans maakte zich verdacht en werd veroordeeld voor het plegen van doodslag op Ona en Adina. Het belangrijkste bewijs was dat zijn DNA onder Ona's nagels was gevonden. Hans ontkende en zei dat zijn DNA al veel eerder onder Ona's nagels terecht was gekomen. In het Project Gerede Twijfel werd de veroordeling van Hans onderzocht. Wat blijft er over van het bewijs na een precieze analyse en een experiment met DNA?
Jaarlijks worden in Nederland miljoenen delicten gepleegd. Veel burgers, bedrijven en instellingen zijn slachtoffer van criminaliteit. De publicatie 'Criminaliteit en rechtshandhaving' beschrijft in kwantitatieve termen waaruit deze criminaliteit bestaat, wie ervan het slachtoffer is, door wie de criminaliteit wordt gepleegd, wat ervan wordt opgespoord en wat de justitiële reactie hierop is.
Deze editie is de veertiende in de reeks en is qua opbouw vergelijkbaar met de vorige editie. Ontwikkelingen in en samenhangen tussen criminaliteit en rechtshandhaving worden voor met name de periode van 2007 tot en met 2015 beschreven.
Mensenhandel wordt beschouwd als één van de ergste vormen van criminaliteit en gaat samen met grove schendingen van mensenrechten. Slachtoffers kunnen een belangrijke rol spelen in de opsporing van dit misdrijf. Zij kunnen de politie namelijk informatie verstrekken over het misdrijf en de dader(s). Dat zullen zij echter alleen doen indien zij vertrouwen in de politie hebben en zich voldoende veilig voelen. Om hun gevoel van vertrouwen in de politie en hun gevoel van veiligheid te bevorderen, heeft de politie in 2014 verhoorstudio's ingericht binnen een aantal opvanglocaties voor slachtoffers van mensenhandel. Hierdoor kunnen slachtoffers in een vertrouwde en veilige omgeving gehoord worden door de politie. In dit boek wordt onderzocht wat de gevolgen van deze beleidsmaatregel zijn geweest. Het gaat hierbij om een eerste verkenning van de resultaten.
Dit boek is in de eerste plaats bedoeld voor beleidsmedewerkers van de politie, het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast is het boek waardevol voor politieambtenaren die regelmatig in aanraking komen met slachtoffers van mensenhandel, voor studenten, onderzoekers en anderen die geïnteresseerd zijn in het thema mensenhandel.
De afgelopen jaren is er sprake van een toenemende belangstelling voor een adequate aanpak voor mensen met een licht verstandelijke beperking in de strafrechtsketen. Beperkt in de keten wil een bijdrage leveren aan het tot stand komen van deze aanpak.
Mensen met een licht verstandelijke beperking zijn oververtegenwoordigd in de strafrechtsketen. Een adequate aanpak is voor hen noodzakelijk om onnodige schade te voorkomen. Beperkt in de keten beschrijft achtergronden, oorzaken en gevolgen van de interactie tussen intelligentie en criminaliteit en beschrijft risico's en kansen in de omgang met deze doelgroep in de strafrechtsketen.
Nieuw in de 2e druk
Ook deze tweede druk is geschreven door auteurs die afkomstig zijn uit alle delen van de strafrechtsketen. Bestaande hoofdstukken zijn geactualiseerd. Nieuw in deze tweede druk zijn de hoofdstukken over de advocatuur, taakstraffen en slachtoffers. Het strafprocesrecht wordt beschreven in een hoofdstuk over jeugd en een hoofdstuk over volwassenen.
Een onmisbaar boek voor (aankomende) professionals, beleidsmakers en managers in alle onderdelen van de strafrechtsketen.
Ondermijning is inmiddels een gevestigd begrip in de misdaadbestrijding. Ondermijnende criminaliteit tast de fundamenten van de open samenleving aan. Het is niet nieuw, al doet de vele publiciteit voor dit fenomeen dat soms wel denken. Ondermijning en de effecten daarvan zijn ook niet altijd goed zichtbaar. Herkenning vergt een zekere mate van bewustwording. De aanpak van ondermijning is niet alleen aan politie en justitie voorbehouden. Veel meer is een integrale aanpak gewenst waarbij alle mogelijke ketenpartners in stelling kunnen worden gebracht en waarbij er sprake is van een combinatie van strafrechtelijke, bestuurlijke, financiële en/of sociale maatregelen. Er is dan ook beslist geen sprake van een eenduidige aanpak. De aanpak van ondermijning vereist vooral creativiteit en samenwerking.
Dit boek geeft een inkijk in de wereld van de ondermijning en de aanpak hiervan. Het begint met een historische beschrijving hoe het fenomeen ondermijning zich de voorbije decennia heeft ontwikkeld en wat de verschillende effecten zijn op de samenleving. Vervolgens staat het uitgebreid stil bij de actuele aanpak van ondermijning. Welke obstakels komt men daar tegen en hoe kunnen deze worden weggeruimd? Aan de hand van tien uiteenlopende casussen schetst het een beeld van die aanpak. Het boek sluit af met een reeks van next practices, die handvatten bieden voor een integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit.
Het was al donker toen vader en zoon hun hond uitlieten in een woonwijk in Breukelen. Zij zagen een vreemde man lopen, achtervolgden hem en belden 112. Even later vonden zij in de bosjes een vrouw die ernstig was mishandeld. Zij was er zo slecht aan toe, dat ze twee dagen later overleed. De vreemde man was de verdachte, de enige verdachte die serieus werd onderzocht. Hij kreeg een gevangenisstraf van vijftien jaar opgelegd. Al het bewijs in zijn strafzaak kent echter problemen, blijkt uit het onderzoek van het Project Gerede Twijfel. Waar sporen zouden moeten zijn, ontbreken ze. Waar het NFI helder zou moeten rapporteren, komen er misleidende rapporten. Waar onderzoek zou moeten worden gedaan naar andere scenario's, blijft dat achterwege. De analyses en experimenten van het Project Gerede Twijfel leiden tot een nieuwe kijk op de zaak van de dansende dader.
Dit onderzoek gaat over schriftelijke bedreigingen en e-mails die plaatsvinden tegen personen in het publieke domein, ofwel het Rijksdomein zoals dit wordt omschreven in het Stelsel van Bewaken en Beveiligen (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013). Bij het Rijksdomein gaat het om personen van wie, en objecten of diensten waarvan, de veiligheid en hun ongestoord functioneren van nationaal belang is, zoals: de leden van het Koninklijk Huis, bewindspersonen, leden van de Eerste en Tweede Kamer, lijsttrekkers van politieke partijen, of leden van het College van procureurs-generaal. Bedreigingen kunnen gevoelens van angst of onrust bij bedreigden en hun omgeving teweegbrengen. De uitingen van bedreigingen in de richting van publieke personen kunnen ook van invloed zijn op het publieke debat en kunnen zelfs een risico vormen voor de democratische rechtsorde indien vanwege de angst voor (herhaalde) bedreigingen geen open discussie kanworden gevoerd.
Het doel van dit onderzoek is tweeledig: het wil tot een betere duiding komen van dreigbrieven, en met behulp daarvan een meetinstrument ontwikkelen waarmee eventueel toekomstig crimineel gedrag van de dreigbriefschrijvers kan worden voorspeld. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd bij het nemen van adequate maatregelen om publieke personen zo goed mogelijk te beschermen.