Wist jij dat drie vierde van de mensen met onverklaarde symptomen vrouwen zijn? Dat vrouwen tot 33% meer kans hebben in het ziekenhuis te belanden met ernstige bijwerkingen van medicatie? En hoe komt het dat de ware omvang van de clitoris pas ontdekt werd in 1998? In Het vrouwenlijf en wat we er niet over weten onthult Sofie Peeters de oncomfortabele waarheid: eeuwenlang werd medisch onderzoek gebaseerd op het mannelijk lichaam, waardoor kennis over het vrouwenlijf achterstand opliep.
Migraine, menopauze, hartaandoening, endometriose, depressie, ADHD, maar ook een zoektocht zonder eindpunt. Deze zeven aandoeningen hebben een genderdimensie: ze komen vaker (of enkel) voor bij vrouwen en/of ze uiten zich op een andere manier bij vrouwen dan bij mannen.
Zeven bekende vrouwen - Evy Gruyaert, Lieve Blancquaert, Cathérine Ongenae, Uwe Porters, Evangeline Agape, Ahlaam Teghadouini en Elisabeth Lucie Baeten - vertellen hun persoonlijke verhaal. Over de symptomen, de zoektocht naar een diagnose en de impact op de relatie met zichzelf. Elk hoofdstuk bevat ook medische uitleg over de aandoening in kwestie, om de meest recente kennis over het vrouwenlijf te verspreiden.
Het vrouwenlijf en wat we er niet over weten is een krachtig pleidooi voor gendersensitieve geneeskunde, vrouwenrechten en zelfkennis. Het is een essentieel boek voor iedereen die het vrouwenlijf beter wil begrijpen en voor zorgverleners die streven naar een meer inclusieve benadering.
OVER DE AUTEUR
Sofie Peeters (1986) studeerde communicatiewetenschappen (KU Leuven) en audiovisuele kunsten (RITCS). Haar eindwerk 'Femme de la rue' (2012), een docu over straatintimidatie, veroorzaakte een schokgolf in België en zette de problematiek op de maatschappelijke agenda. Vandaag werkt Sofie als allround storyteller: ze schrijft, filmt en maakt podcasts. Gender is de rode draad in haar werk, dat varieert van vaderschapsdiscriminatie tot obstetrisch geweld. In 2017 ontving ze voor haar werk een prijs van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. Sofie is ook de trotse eigenaar van een vrouwenlijf, dat jammer genoeg jarenlang kampte met onverklaarde symptomen.
In Vlaanderen, Brussel en omstreken komt de Vlaamse arts meer en meer in aanraking met Franstalige of allochtone patiënten die zich in het Frans uitdrukken of behelpen. Dit boek wil de arts een waaier van vragen aanreiken die tijdens de algemene en gespecialiseerde anamnese aan de Franstalige patiënt kunnen worden voorgelegd. Met behulp van taalkundig juiste vragen kan de arts zich geheel toeleggen op de interpretatie van de symptomen en de juiste diagnose.
Dit boek omvat drie delen. In een eerste deel wordt aan de hand van overzichtelijke kaders de medische basiswoordenschat van het Frans aangebracht. Hierin is ook de anamnese opgenomen. Het tweede deel bestaat uit een tweetalige lijst van anatomische termen die de arts regelmatig gebruikt. Het derde deel biedt een tweetalige woordenlijst van 350 termen en woordcombinaties aan. Met de kennis van deze woordenschat kan de arts zich behoorlijk behelpen tijdens een raadpleging in het Frans.
Verscheidene artsen en een psycholoog hebben meegewerkt aan dit vademecum. De anamneses werden te velde door artsen getoetst.
In deze herwerkte editie zijn enkele anamneses grondig herwerkt en toegevoegd. Vernieuwend zijn vooral de thematische gesprekken. Deze editie bevat vragensets die de arts ondersteunen bij gesprekken over slecht nieuws, vroegtijdige zorgplanning, palliatieve zorg, euthanasie en genetic counseling. Ook wordt aandacht besteed aan hoe de arts kan omgaan met agressie en interculturele verschillen.
Stéphane Ostyn doceert o.a. medisch en biomedisch Frans aan de Faculteit Geneeskunde van de KU Leuven. Tweetalig van opvoeding en opleiding (UCL - KU Leuven) was hij een tiental jaar werkzaam in het Unité de Linguistique française van de UCL alvorens zich toe te leggen op de vakspecieke communicatie in het Frans aan het Instituut voor Levende Talen (KU Leuven).
Globally, the way the animal production industry copes with infectious diseases is changing. The (excessive) use of antimicrobials is under debate and it is becoming standard practice to implement thorough biosecurity plans on farms to prevent the entry and spread of pathogenic micro-organisms. Not only in farm animal production, but also in facilities where companion animals are kept, including in veterinary practices and clinics, awareness of the beneficial implications of a good biosecurity plan has raised. The book Biosecurity in Animal Production and Veterinary Practices is the first compilation of both fundamental aspects of biosecurity practices, and specific and practical information on the application of the biosecurity measures in different animal production and animal housing settings.
The book starts with a general introductory chapter on the epidemiology of infectious diseases, followed by a chapter explaining the general principles of biosecurity. Specific topics of biosecurity, including rodent and insect control, cleaning and disinfection, hygiene and decontamination of feed, drinking water and air, and measuring the biosecurity status of farms, are detailed in dedicated chapters. Explanations on the relevance of the implementation of biosecurity plans in order to improve animal health and performance and reduce antimicrobial usage are described, and a chapter on ways to motivate farmers to implement a biosecurity plan has been included. Practical chapters deal with biosecurity in the poultry, pig, cattle and aquaculture industry, horse facilities, dog kennels, veterinary practices and clinics and laboratory animal facilities.
The book is a practical guide that can be used by farm and animal facility managers, consultants, veterinarians, animal caretakers, and people with an interest in prevention of diseases in animals. Academics and students will benefit from the book because it contains all relevant information on animal biosecurity.
