Op donderdag 9 april 1885 vindt in Maastricht een groot drama plaats. Cesar Timmermans, een even driftige als koppige winkelier te Heerlen, ligt al jarenlang met iedereen overhoop over geldkwesties. Zo is ook zijn ruzie met Eugène van Oppen, advocaat en procureur in Maastricht, hoog opgelopen. Gewapend met een revolver en een mes zoekt Timmermans de advocaat op.
Gèrmaine heeft een boerderij geërfd die prachtig gelegen is in het Zuid-Limburgse Geuldal. Omdat ze al een eigen woning heeft, verhuurt ze de boerderij. Op een dag melden zich nieuwe huurders: Hans en Angela, een leraar en een schrijfster uit de Randstad. Angela is ongeïnteresseerd in haar uiterlijk, niet vies van drank en allesbehalve diplomatiek in haar uitlatingen. Haar vrije ideeën over het leven staan lijnrecht tegenover de meer behoudende opvattingen van Gèrmaine. Naarmate de vrouwen meer van elkaar te weten komen, groeit er begrip. Maar als duidelijk wordt dat Angela werkt aan een boek waarin ze keihard en meedogenloos wraak wil nemen op een ex-geliefde, vindt Gèrmaine dat ze een grens overschrijdt.
Niemand is schuldig totdat het tegendeel bewezen is. In oktober 2001 wordt de Maastrichtse rechter Fokke Fernhout beschuldigd van kindermisbruik en het in bezit hebben van kinderporno. Niet de feiten maar vooringenomenheid en onzorgvuldigheid bepalen de rechtsgang en de uitingen in de pers. Rosalie Sprooten dook in de archieven en raadpleegde betrokkenen. Ze reconstrueert een zaak waarin de intensieve jacht in geen enkele verhouding staat tot de uitkomst en die de verdachte voor altijd stigmatiseert.