In Rampjaar 1672 beschrijft Luc Panhuysen op indringende wijze de grootste crisis van de Gouden Eeuw, een jaar van zeventien maanden waarin Nederland `redeloos, radeloos, reddeloos' heette. Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis dan ook gegrift als het Rampjaar. In dat jaar werd de Republiek overrompeld door een gecombineerde aanval van de Franse koning, de Engelse koning en de bisschoppen van Munster en Keulen. Sinds de Romeinen had Europa geen groter leger aanschouwd; het laatste uur voor de Republiek leek aangebroken. Hoe kwam het dat het land toch overleefde? Aan de hand van de belevenissen van het gezin Van Reede - een vader, een moeder en hun zoon - laat Panhuysen zien hoe de dagelijkse overlevingsstrijd eruitzag, maar ook hoe de Republiek zichzelf opnieuw uitvond. De correspondentie van deze drie gezinsleden behoort tot de mooiste die uit de zeventiende eeuw is overgeleverd.
Lodewijk van Frankrijk, bijgenaamd de 'Zonnekoning', droomde ervan de machtigste vorst van zijn tijd te worden. Maar hij stuitte op een taaie prins, de jonge Willem III van Oranje. Lodewijk was een aantrekkelijke verschijning. Willem had een bochel en was berucht om zijn nukkigheid. Lodewijk heerste over het machtigste rijk van Europa, Willem was stadhouder van een landje dat tienmaal zo klein was. In de loop van hun leven ontwikkelde zich tussen deze twee contrasterende persoonlijkheden een intense rivaliteit die het hele continent meesleurde en de tweede helft van de zeventiende eeuw diepgaand heeft beïnvloed.
In Oranje tegen de Zonnekoning beschrijft Luc Panhuysen het ontstaan en de ontwikkeling van hun relatie. Daarbij komen ook de belangrijkste mannen en vrouwen in hun omgeving aan bod. Door de combinatie van 'grote geschiedschrijving' en levensverhalen ontstaat een kleurrijk palet. Panhuysen laat zien hoe tijdloze drijfveren als angst en ijdelheid, en waarden als vrijheid en tolerantie, niet alleen de betrokken personen, maar ook maatschappijen hebben veranderd.
Johan de Witt (1625-1672) en zijn broer Cornelis (1623-1672) zijn van grote betekenis geweest voor de Nederlandse Republiek. Bijna twintig jaar lang stond Johan de Witt aan het roer van de Republiek. Zijn broer Cornelis zette met de spectaculaire overwinning op de Engelsen een van de meest gedurfde maritieme operaties uit de vaderlandse geschiedenis op zijn naam.
De broers hadden het gevoel in een bijzondere tijd te leven. Johan en Cornelis werden de belichaming van een land dat werd bestuurd door burgers en dat zich volledig toelegde op het voeren van handel en het vergaren van welvaart. Samen groeiden zij uit tot de leidsmannen van de `Ware Vrijheid': een staat die vrij moest zijn van de grillen van de prinsen van Oranje.
Op basis van deels nog nooit gebruikt bronnenmateriaal schetst Luc Panhuysen het leven en werk van Johan en Cornelis de Witt. De Ware Vrijheid is het aangrijpende verhaal over twee bevlogen staatslieden uit het hoogtepunt van de Gouden Eeuw.
In "De beloofde stad" van Luc Panhuysen gaan we naar het voorjaar van 1534 waar een Nederlandse sekte zich meester maakte van de Westfaalse stad Munster. De aanhangers werden `wederdopers' genoemd en door katholieken en protestanten als ketters vervolgd. In dit `Nieuwe Jeruzalem' wachtten de wederdopers op het laatste oordeel en voerden ze de ene spectaculaire maatregel na de andere door: bezit werd afgeschaft, `veelwijverij' werd doorgevoerd en Jan van Leiden, een kleermaker, werd tot koning gekroond. Voor geestverwanten in Nederland en Duitsland waren de dopers in Munster een bron van hoop. Maar voor vorsten vormden ze een boosaardige plaag die moest worden uitgeroeid.
De beloofde stad gaat over de strijd tussen geloof en macht en de wrijving tussen verbeelding en werkelijkheid, waarin passie en doodsangst, bruut geweld en vindingrijkheid elkaar afwisselen.
In `Het monsterschip' vertelt Luc Panhuysen, met opmerkelijke details over het rauwe leven op zee, op meeslepende wijze het nieuwe verhaal van admiraal Tromp en de historische zeeslag bij Duins. Op de plechtigheid rond Tromps benoeming tot admiraal in 1637 viel op dat het feestvarken er bedrukt uitzag. Het vaderland stond er maritiem gezien op dat moment dan ook beroerd voor. Spanje rukte op in de noordelijke wateren. Visserij en koopvaardij leden onder kaperij. In Den Haag riep men dat het land aan de zeekant werd belegerd. Twee jaar later zou Tromp de Spaanse opmars een definitief halt toeroepen door de armada vernietigend te verslaan. Hoe was dat mogelijk? Een vloot bestond uit meer dan alleen hout en canvas, het was ook een organisatie, zo begreep Tromp. Onvermoeibaar zoekt hij naar manieren om de zeemacht sterker te maken dan de som der schepen. Wanneer hij uiteindelijk de strijd aanbindt met de Spaanse overmacht, formeert hij zijn vloot tot een `monsterschip'.
De overwinning bij Heiligerlee op het Spaanse pronkleger, de onthoofding van Egmont en Horne, het hongerende Leiden dat verlangt naar overgave, de slachtpartij in Naarden, Willem van Oranje die een moordaanslag overleeft, een wolvenplaag in winters Vlaanderen, de bijna verloren veldslag bij Nieuwpoort, de onthoofding van Oldenbarnevelt... De Tachtigjarige Oorlog werd beleefd als een extreem gewelddadig conflict, waar bovendien de hele bevolking bij betrokken raakte.
Het oppermachtige Spanje slaagde er maar niet in de opstandigheid te breken. Het moest zelfs toezien hoe uit de chaos een sterke nieuwe natie ontstond: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Dit was de uitkomst van een reeks spectaculaire gebeurtenissen, die mede vorm hebben gegeven aan het huidige Nederland en Vlaanderen. Steeds waren er getuigen die hun ervaringen in het leger, in de steden en op het platteland aan het papier toevertrouwden, in het volle besef dat het legendarische tijden waren.
De mooiste verslagen zijn door Luc Panhuysen en René van Stipriaan bijeengebracht in Ooggetuigen van de Tachtigjarige Oorlog: geschiedenis in haar meest directe vorm.