Een meeslepende en actuele cultuurgeschiedenis over Nederland vanaf 1980 tot aan onze coronatijd.
Op de drempel van 1980 verscheen Het Ik-tijdperk als kerstspecial van het roemruchte tijdschrift Haagse Post. De tekst sloeg in als een bom. Auteur John Jansen van Galen beschreef hoe Nederland in deze jaren 'een welvarend villadorp' was geworden, waar de inwoners vooral met zichzelf en niet met de samenleving bezig waren. Iedereen - lezers, politici, kunstenaars, reclamemakers, geestelijken, wetenschappers, journalisten - herkende wel iets in het beeld dat Jansen van Galen schetste. En zo werd het Ik-tijdperk een gevleugeld begrip voor een samenleving die de weg kwijt was.
Het Ik-Tijdperk zag het levenslicht in een verwarrende tijd. De droom dat de welvaartsgroei van de naoorlogse wederopbouw eeuwig zou duren, spatte in de tweede helft van de jaren zeventig uiteen. De werkloosheid liep op, de economie stortte in, een nieuwe internationale wapenwedloop was in de maak, de grote steden waren vervallen, grote groepen Nederlanders wendden zich teleurgesteld af van de maatschappij, en de politiek had geen idee hoe dat alles op te lossen.En nu, meer dan veertig jaar later, is de verwarring minstens zo groot: de coronapandemie, de klimaatapocalyps, de oorlog in Oekraïne, de polarisering en de wankele participatiesamenleving. Opnieuw staan de samenhang van onze samenleving en de plaats van het individu erin ter discussie.
Tegen de achtergrond van deze historische ontwikkelingen nemen Jouke Turpijn en John Jansen van Galen met Wij en het Ik-tijdperk het gevleugelde begrip de maat. Ging het Ik-tijdperk eigenlijk wel ooit voorbij? Wie zijn en waren wij in het Ik-tijdperk? En wat is er uiteindelijk van overgebleven?
Stond Nederland in Indonesië `aan de verkeerde kant van de geschiedenis', zoals minister Ben Bot in 2005 verklaarde?
Zeventig jaar geleden, op 27 december 1949, draagt een jonge koningin Juliana in het Paleis op de Dam de soevereiniteit over Nederlands-Indië aan Indonesië over. Viereneenhalf jaar eerder, op 17 augustus 1945, hebben in een voortuin te Djakarta Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid van hun land uitgeroepen.
De algemeen aanvaarde mythe wil dat Nederland zich in de tussenliggende jaren krampachtig aan zijn Aziatische kolonie heeft vastgeklampt en deze met zelfs militaire middelen, inclusief oorlogsmisdaden, probeerde te behouden.
In werkelijkheid voert Nederland vanaf de rede van koningin Wilhelmina op 7 december 1942 een beleid van geleidelijke dekolonisatie, waarvan het doel is dat een Indonesië als een federale staat op voet van gelijkheid in een Unie met Nederland verbonden blijft. In november 1946 hebben Nederlanders en Indonesiërs daarover In het bergoord Linggadjati overeenstemming bereikt.
Waarom ging het dan toch zo gruwelijk mis, met 5000 dodelijke slachtoffers aan Nederlandse zijde en minstens 100.000 Indonesische doden als gevolg? Waarom kwam er niets terecht van een Indonesische federatie en bleef die Nederlands-Indonesische Unie een wassen neus? Waardoor was in de jaren vijftig de relatie tussen de voormalige kolonie en het voormalige moederland zo grondig bedorven? Wat had Nederland anders moeten doen?
John Jansen van Galen is een wandelaar. Hij wandelt al 60 jaar en schrijft er al 45 jaar over. De wonderlijkste persoon die hij ooit ontmoette, was de vrouw die zei dat je in Nederland niet kunt wandelen, omdat het hier zo saai is. Maar waar is het prettiger wandelen dan in Nederland? Het landschap is oneindig gevarieerd. Er zijn duizenden routes gratis beschikbaar. Het openbaar vervoer brengt je naar de mooiste gebieden. En er is gelukkig bijna altijd wel horeca in de buurt - want natuur is mooi, maar je moet er wel iets te drinken bij hebben.
Wie denkt dat Nederland er voor de wandelaar niet op vooruitgaat, is een zwartkijker of heeft zijn ogen in zijn zak. Steeds meer landgoederen en uiterwaarden worden opengesteld, telkens andere trajecten beschreven of gemarkeerd. En vele wandelpaden doorsnijden ook 'nieuw land'. Nederland is een waar wandelparadijs.
In Wandelparadijs Nederland verkent John Jansen van Galen alle twaalf provincies te voet en brengt met aanstekelijke geestdrift in een wemeling van korte impressies verslag uit van zijn omzwervingen. Het boek is rijk geïllustreerd met schitterende foto's van Corrie Leenhouts en bevat links naar meer dan 500 wandelingen van Wandelzoekpagina.nl.
Je hoefde het blad maar met het logo naar buiten uit de zak van je jasje of handtas te laten steken en de wereld wist dat je links was. Vrij Nederland werd in de jaren zestig en zeventig hét paspoort van het linkse levensgevoel.
`Wij controleren de macht,' zei hoofdredacteur Rinus Ferdinandusse steevast. En dat deed Vrij Nederland dan ook, door de ene na de andere belangenvervlechting tussen het bedrijfsleven en politici, vooral katholieke, bloot te leggen. Maar het blad bloeide ook op door columnisten als Tamar (Renate Rubinstein) en Piet Grijs (Hugo Brandt Corstius); door de interviews van Bibeb, die als eerste Nederlandse interviewer het persoonlijke publiek maakte; door een hausse aan erotische contactadvertenties (`Zettertjes'); en door diepgravende slow journalism, waarin al twintig jaar voor Pim Fortuyn en Geert Wilders het volk van Nederland buiten de grachtengordel het woord kreeg.
De korte zomer van het linkse levensgevoel eindigde in de jaren tachtig, toen de economie in het slop raakte, Ruud Lubbers zijn no nonsense beleid afkondigde, en Vrij Nederland verzonk in gekrakeel over intern antisemitisme en geheimzinnige anonieme brieven.
John Jansen van Galen schreef het meeslepende verhaal van de gloriejaren van Vrij Nederland. Hij weet met een ragfijne pen de atmosfeer, de bezetenheid en de botsende persoonlijkheden van een weergaloos weekblad tot leven te brengen.
Als John Jansen van Galen in 1970 voor het eerst naar Suriname reist, heerst op de luchthaven Zanderij een kakkerlakkenplaag. Hij betreedt, de bruine schildjes knerpend onder zijn schoenzolen, een broeierige samenleving van Nederlandse makelij en schaamt zich voor scheefgezakte krotten, verval en stagnatie. Maar hij wordt ook verliefd op het land en zal er talloze malen terugkeren.
Hij leert er kunstenaars en politici kennen, een oude planter en een transseksueel. In 1973 verslaat hij de stakingen die de aanzet geven tot de proclamatie van de onafhankelijke republiek Suriname. Hij ziet premier Den Uyl hoofdschuddend gadeslaan hoe de hoofdstad bijna in vlammen opgaat: Hindoestanen stichten brand uit verzet tegen de dekolonisatie van hun land. Kwam die te vroeg? Of misschien juist te laat?
Zijn fascinatie voor het land eindigt daar niet mee. IJlings gaat hij er in 1980 heen als jonge, in Nederland gevormde militairen de republiek kapen, en nog vele keren nadien. Zo ontstaat een prachtig portret dat een kwart eeuw Surinaamse geschiedenis in beeld brengt, van Hollandse kolonie tot wankele natie.
Waarom moest Indonesië geleidelijk en Suriname halsoverkop onafhankelijk worden? Waarom waagde Nederland zich op de rand van een oorlog voor het zelfbeschikkingsrecht van de Papoea s, dat het niet gunde aan Aruba? Waarom eiste Den Haag een volksstemming over de staatkundige toekomst van Nieuw-Guinea en weigerde het die aan Suriname?
Zestig jaar al neemt Nederland afscheid van zijn koloniën. Met de opheffing van de Nederlandse Antillen op 10-10-2010 kwam er nog geen einde aan. John Jansen van Galen beschrijft de dekolonisaties in de Oost en de West met al hun onderlinge tegenstrijdigheden, goede voornemens en faliekante gevolgen.
Zijn dit `zwarte bladzijden of deed Nederland het per saldo `zo gek nog niet ? De schrijver reconstrueert de dekolonisatiegeschiedenis vanaf de rede van koningin Wilhelmina, via de politionele acties in Indonesië, de opstand van Willemstad, de staatsgreep en decembermoorden in Paramaribo tot de promotie van Curaçao en Sint Maarten tot `land , en keert zich tegen de gangbare, gemakzuchtige veroordeling van deze decennialange worsteling.
`Wij laten ons door niemand onder de voet lopen! voegde minister Toxopeus Bobby Kennedy toe, toen deze in februari 1962 Den Haag bezocht om duidelijk te maken dat Nederland niet op Amerikas steun kon rekenen bij de verdediging van Nieuw-Guinea.
Troepenschepen brachten `onze jongens naar de barre kusten van het hete gebiedsdeel, waar in het binnenland jeugdige bestuursambtenaren zwoegden om de Papoeas uit het stenen tijdperk op te voeden tot zelfbeschikking. In de jungle schuilden de Indonesische infiltranten die Nieuw-Guinea moesten bevrijden van het koloniale juk. De eerste slachtoffers vielen.
Luns speelde blufpoker, de taal van Soekarno werd steeds krijgszuchtiger, en oorlog leek niet meer te vermijden. Op het nippertje maakte het akkoord van New York in augustus 1962 een einde aan de dreiging en aan alle illusies van de Papoeas.
Aan de hand van tientallen gesprekken met politici, (ex-)militairen, bestuursambtenaren, Papoeas en anderen reconstrueerde John Jansen van Galen de dramatische laatste fase van Nederlands bewind over westelijk Nieuw-Guinea. Jaar oorspronkelijke uitgave: 1984
`Zowel leesbaar voor historisch-politiek geïnteresseerden als voor de liefhebbers van avonturen... Een uiterst boeiend document. Nederlands Dagblad
`Op een zeer amusante, onderhoudende wijze geschreven. Nieuwsblad van het Noorden