In vele gezinnen en families, vermogend en minder vermogend, wordt er niet al te best met elkaar gecommuniceerd. Veel wordt onder de mat geschoven of met de mantel der liefde bedekt. Conflictvermijdend gedrag komt voor in de beste families. Kinderen willen ouders niet kwetsen, ouders kunnen moeilijk hun emoties uiten, broers en zussen kroppen allerlei frustraties op. Als er een vermogen of bedrijf is, komen daar nog de zorgen bij over de toekomst van al die bezittingen waar hard voor gezwoegd is. Wat gebeurt er met mijn beleggingen, de zaak, onze woning en andere onroerende goederen, nadat ik ben overleden?
Verbindend communiceren in de familie bespreekt de communicatie binnen de familie in het algemeen, en de belangrijke en gevoelige kwesties rond vermogen en bedrijf in het bijzonder. Traditioneel wordt een estate planning of vermogensplanning top-down georganiseerd, binnen de (tunnel)visie van de leidende generatie: het hoofd van de familie bepaalt hoe de toekomst eruit ziet. Maar hoe duurzaam is een planning die louter de wensen van het gezinshoofd uitvoert?
De ondertitel van dit boek `Leidraad voor een gedragen vermogens- en familieplanning' onderstreept de moderne visie dat een vermogensplanning bijdraagt aan de bloei van zowel de nalatenschap als het welzijn van de familieleden. Daarom werken wij aan een bottom-up familieplanning, die rekening houdt met de belangen, dromen en wensen van alle familieleden. Aldus vormt de klassieke juridisch-fiscale benadering van vermogens- en belastingplanning slechts een derde en finale stap in een volwassen proces naar duurzaam familiaal aandeelhouderschap.
Voorafgaand, of minstens daarmee gepaard, is er nood aan een voorbereiding van de familie, gevolgd door een transparant proces van onderhandelingen over gedeelde waarden, visie en strategie voor de familie en haar vermogen, ook voor toekomstige generaties. Een echt familiekompas. Dit vereist dat families worden opgeleid en begeleid in een proces van empathische dialoog en reflectie.
De manier waarop de wetgever over het pensioen denkt, bepaalt in belangrijke mate de inhoud van pensioenwetten. De tijdsgeest en context sturen zijn ideeën telkens in een bepaalde richting. Het resultaat is dat binnen het pensioenrecht het gehanteerde pensioenbegrip soms aanzienlijk verschilt tussen wetten onderling. We spreken van het multidimensionale karakter van het pensioenbegrip.
Het doel van dit boek is dubbel. Eerst gaat de auteur op zoek naar verklaringen waarom het pensioenbegrip zich doorheen de jaren heeft uitgesplitst in meerdere dimensies. Welke historische redenen gaven aanleiding tot het wettelijk verankeren van nieuwe pensioenopvattingen en het daarmee vertakken van het pensioenbegrip in verschillende dimensies? Daarnaast analyseert de auteur in welke mate de verschillende pensioenopvattingen een effect hebben gehad op de pensioenwetten. Hoe hebben de diverse pensioenopvattingen het wettelijk pensioenkader telkens weer in een bepaalde richting gestuurd?
Het multidimensionale pensioenbegrip biedt een rijke bron aan informatie over het Belgische pensioenstelsel. Het is niet alleen relevant voor wie zich bezighoudt met pensioenen, maar ook meer algemeen voor wie interesse heeft in de oorsprong en evolutie van de sociale zekerheid.
Het ondernemingsstrafrecht heeft de laatste decennia een zeer hoge vlucht genomen en is voortdurend in evolutie, zowel ten gevolge van ontwikkelingen in wetgeving en rechtspraak als door maatschappelijke en technologische evoluties. Dit boek, dat een uitloper is van het themacollege ondernemingsstrafrecht dat in 2022 werd georganiseerd aan de Universiteit Antwerpen, bekijkt vanuit zeer verschillende invalshoeken enkele actuele raakvlakken tussen het strafrecht en het ondernemingsrecht. De onderwerpen gaan van de problemen inzake de bestraffing en straftoemeting bij rechtspersonen, over de GDPR vanuit strafrechtelijk perspectief, cryptoactiva en de verhouding tussen mensenrechten en de digitalisering van de fiscus, tot het verval van de strafvordering voor de rechtspersoon, de bijzonderheden van het deskundigenonderzoek in financiële strafzaken en de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de bedrijfsrevisor en de commissaris. Ook het strafrecht als handhavingsinstrument voor het (ruime) ondernemingsrecht krijgt aandacht met bijdragen over het strafrecht als handhavingsinstrument in het fiscaal recht, het douanerecht en het consumentenrecht. Ten slotte wordt ingegaan op de mogelijkheden die het herstelrecht biedt in het ondernemingsstrafrecht, in het bijzonder in het kader van de zogenoemde witteboordencriminaliteit. Ondernemingsstrafrecht biedt een rijk palet aan bijdragen, dat een weerspiegeling is van de diversiteit van dit rechtsdomein.
Met bijdragen van Joëlle Rozie, Jeroen De Herdt, Pieter Tersago, Robby Houben, Joeri Vandendriessche, Anne Van de Vijver, Sylvie De Raedt, Jef Van Eyndhoven, Koen Reniers, Patrick Waeterinckx, Bart De Smet, Pierre Thiriar, Eric Van Dooren, Jarich Werbrouck, Gert Straetmans, Dilyara Nigmatullina en Lawrence Kershen.
In 2017 heeft Vlaanderen het onteigeningscontentieux naar zich toegetrokken: `Wat we zelf doen, doen we beter'. Is dit louter een politieke slogan of zit er een grond van waarheid in? Na vier jaar toepassing van het Decreet van 24 februari 2017 betreffende onteigening voor het algemeen nut is dit de centrale vraag van dit boek. De auteurs evalueren vanuit hun praktijkervaring of het Decreet aan de verwachtingen voldoet en ze toetsen of er sprake is van een vereenvoudiging of dat het net nog wat ingewikkelder is geworden.
Na een vergelijkende toelichting van de verschillende onteigeningswetten besteedt dit boek aandacht aan:
- de grondvesten van de eigendomsrechten en het onteigeningsrecht (artikel 1 EP bij het EVRM en artikel 16 Grondwet);
- de praktische toepassing van onteigeningsbesluiten;
- onderhandelingen als instrument om niet te moeten onteigenen;
- de gedeeltelijke onteigening en de gedwongen overname;
- de functie van de vrederechter ter zake;
- het deskundigenonderzoek als basis voor de bepaling van de provisionele en definitieve onteigeningsvergoeding;
- het recht van wederoverdracht.
Onteigenen in Vlaanderen na het Onteigeningsdecreet is onmisbare lectuur voor iedereen die zich professioneel met vastgoed en onteigeningen bezighoudt: advocaten, notarissen, magistraten, Vlaamse en federale ambtenaren, vastgoedmakelaars en landmeters.
Met bijdragen van Céline Bimbenet, Claire Buggenhoudt, Isabelle Cooreman, Jan Ghysels, Joeri Leten, Robert Palmans, Jannick Poets, Wim Rasschaert, Yves Sacreas, Reiner Tijs, John Toury en Matthias Valkeniers.
De afgelopen jaren is de aandacht voor de procedurele waarborgen van verdachten en beklaagden in strafprocedures toegenomen, zowel op Europees als nationaal niveau. Daarbij worden de specifieke behoeften van zogenoemde kwetsbare verdachten erkend. Hoewel vaststaat dat zij een aangepaste bejegening nodig hebben, blijft het tot op heden onduidelijk wat precies onder die kwetsbaarheid moet worden verstaan en op wie de specifieke waarborgen die worden vooropgesteld precies van toepassing zijn. Op basis van een grondige analyse van de relevante bestaande Europese en Belgische regelgeving en rechtspraak enerzijds en de wetenschappelijke (voornamelijk rechtspsychologische) literatuur anderzijds, biedt dit boek een diepgaand inzicht in de kwetsbaarheid van verdachten.
Daarnaast gaat de auteur in op de complexiteit van de vroegtijdige vaststelling van de kwetsbaarheid van verdachten. Dit blijkt een cruciale, maar moeilijke taak voor zowel advocatuur, politie als magistratuur, met als gevolg dat de kwetsbaarheid van een aanzienlijk aantal verdachten niet (tijdig) wordt herkend. Het is nochtans de taak van de advocaat om de kwetsbaarheid van een verdachte te compenseren.
Kwetsbare verdachten in de strafprocedure biedt op basis van een theoretisch-juridische analyse en interviews met strafrechtadvocaten inzicht in het begrip kwetsbaarheid en in de mogelijkheden en beperkingen van hoe en wanneer kwetsbaarheid kan worden vastgesteld in de vroege stadia van de strafrechtelijke procedure. Aangezien het voor de advocaat niet vanzelfsprekend of makkelijk is om de kwetsbaarheid van een verdachte in te schatten, bevat dit boek tevens een, op basis van de meerwaarde en beperkingen van bestaande instrumenten ontworpen, leidraad met aandachtspunten en indicatoren om hen te helpen de kwetsbaarheid vast te stellen tijdens het strafrechtelijk vooronderzoek.
Volwassenen die (vermoedelijk) strafbare feiten hebben gepleegd, worden berecht op basis van het straf- en strafprocesrecht. Wanneer de vermoedelijke dader minderjarig is, treden de regels van het jeugddelinquentierecht in werking. In de relatie tussen het jeugddelinquentierecht en het strafrecht bestaat echter een spanning: waar stopt het ene rechtsdomein en waar start het andere? Waarom bestaat op strafrechtelijk gebied een tweedeling tussen de toepasselijke regels voor volwassenen enerzijds en minderjarigen anderzijds, en hoe strikt is de grens?
De doorwerking van het strafrecht in het jeugddelinquentierecht beoogt de verhouding tussen de zusterrechtstakken te verduidelijken door na te gaan in welke mate bepaalde typische strafrechtelijke `volwassenenregels' wel of niet mogen of moeten doorwerken in het (Vlaamse) jeugddelinquentierecht. De analyse gebeurt op basis van de kinderrechten en aan de hand van zes criteria waaraan de regelgeving en praktijk van het jeugddelinquentierecht zou moeten voldoen: constructiviteit, individualiteit, actieve betrokkenheid, integriteit, stabiliteit en informaliteit. Bijgevolg is het boek relevant voor zowel academici en juristen in het jeugddelinquentierecht en het strafrecht, als voor eenieder die in praktijk of beleid met een van deze rechtstakken in aanraking komt.
De aarde warmt op. Steeds weer worden recordtemperaturen gebroken en vrijwel elk jaar hebben we te maken met een hittegolf. Bovendien rukt de droogte op. De verandering van het klimaat vraagt om klimaatmaatregelen, of korter: klimaatregelen, zoals beperkingen in de CO2-uitstoot via allerhande verplichtingen bij nieuwbouw, van extra isolatie en warmtepompen tot een verbod op verwarming met mazout of gas.
De beperkingen van de stikstofemissie kunnen heel ver gaan - tot zelfs sluiting van landbouwbedrijven. Zal de overheid in dit kader overgaan tot onteigening, of komt het tot een quasi-onteigening waarbij ze normen oplegt die tot een de facto-onteigening leiden zonder de daarvoor grondwettelijk voorziene vergoeding te betalen? Dit is een van de centrale vragen in dit boek. De auteurs besteden elk vanuit hun praktijkervaring aandacht aan verschillende vragen en problemen die de klimaatopwarming en de aanpak ervan opwerpen.
De volgende onderwerpen komen aan bod:
- klimaat en vastgoed vanuit Europees perspectief;
- het voorzorgsbeginsel en de rechtszekerheid;
- de klimaattoets in het omgevingsvergunningsbeleid;
- quasi-onteigening en onteigening in klimaataangelegenheden;
- de omgevingsvergunning en het klimaat;
- gemeentelijke klimaatplannen in het kader van het Burgemeestersconvenant; en
- de bouwshift en de invloed ervan op de waardebepaling van onroerend goed.
Klimaatregelen en vergoedingsmodaliteiten is onmisbaar voor iedereen die zich professioneel met vastgoed bezighoudt en inzicht wil krijgen in de effecten van de klimaatmaatregelen op vastgoed.
Met bijdragen van Jan Bouckaert, Laurens de Brucker, Sebastiaan De Meue, Samuel De Winter, Leandra Decuyper, Hannah Dusauchoit, Peter Flamey en Roel Meeus.
`Comparative criminal justice' is bij uitstek het soort onderzoek dat ons toelaat om de horizon te verbreden door in beeld te brengen wat mensen en instituties op verschillende plaatsen doen om het criminaliteitsprobleem aan te pakken, stelt David Nelken. We leren ons eigen systeem beter kennen door gelijkenissen en verschillen tussen ons en de ander te beschrijven en te analyseren. Een blik op een ander rechtssysteem houdt onszelf een spiegel voor; het stelt ons in staat onszelf te begrijpen in het licht van die punten van gelijkenis en verschil met andere systemen.
Strafrechtelijk beleid in een vergelijkend perspectief. Een blik op de Lage Landen stelt zich tot doel om diverse aspecten van het veiligheids- en criminaliteitsbeleid in België (of Vlaanderen) en Nederland vanuit een vergelijkend perspectief te onderzoeken. Deze landen worden in dat beleid vaak geconfronteerd met soortgelijke problemen en de zoektocht naar een beter begrip van en adequate antwoorden op die problemen is meer gebaat met het verbreden van de horizon dan met het staren naar de eigen navel.