(S)terke leiders, scherpe campagnes met handig gebruik van sociale media, kandidatenlijsten die meer dan ooit aansluiten bij het weefsel van de lokale samenleving, inspelen op de behoefte van kiezers aan nabijheid en kleinschaligheid en het aanscherpen van de lokale partij-identiteit door polarisatie met de klassieke partijen'.
Met deze bevindingen sluiten Maessen en Andriessen hun hoofdstuk af in dit boek. Hun bijdrage gaat over de formatie van tien colleges in middelgrote gemeenten, waar het politieke toneel vanaf de raadsverkiezingen van maart 2022 wordt gedomineerd door een lokale partij. Zij deden onderzoek in Barendrecht, Bergen op Zoom, Het Hogeland, Medemblik, Rijswijk (ZH), Roermond, De Ronde Venen, Sittard-Geleen, Waalwijk en West Betuwe.
Dit boek is het tweede verslag van een onderzoek naar de coalitievorming in Nederlandse gemeenten. Het eerste boek, uit 2019, was het product van een initiatief van Joan Smithuis. Hij had vanaf 2010 in tien door hem geselecteerde gemeenten drie keer (in 2010, 2014 en 2028) onderzoek gedaan naar de collegevorming. Daarbij ging het in hoofdzaak om grotere steden, zoals Den Haag, Rotterdam, Arnhem, Leiden, Gouda, Tilburg, Amersfoort, Groningen, Doetinchem en Maastricht. Voor deze nieuwe publicatie deed Smithuis opnieuw onderzoek bij `zijn' tien gemeenten.
In deze tweede publicatie leverde Hugo van der Parre, redacteur bij de NOS, een overzicht van zijn dataverzameling voor de website NOS.nl. Zijn inleidend hoofdstuk maakt al zichtbaar dat de lokale partijen niet alleen de verkiezingen van 2022 hebben gewonnen maar ook de collegevorming.
In aanvulling op deze onderzoeken bevat dit nieuwe boek ook een hoofdstuk van Lianne van Kalken die zich ten behoeve van een wetenschappelijk proefschrift al enkele jaren bezighoudt met zogenoemde `raadsakkoorden', die trachten de totstandkoming van bestuurscolleges op een alternatieve manier aan te vliegen.
Joop van den Berg sluit het boek af met een uitvoerige slotbeschouwing waarbij hij het verschijnsel lokale partij in historisch kader plaatst. Hij beschrijft de normalisering ervan met al zijn sterke en zwakke kanten en behandelt de vraag wat het succes van lokale partijen bij de collegevorming kan verklaren.
Boom Basics Bestuursrecht behandelt het algemeen bestuursrecht. Sinds 1994 zijn belangrijke delen van het algemeen bestuursrecht gecodificeerd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onderdelen van het algemeen bestuursrecht zijn de juridische verschijnselen, begrippen en rechtsnormen die voorheen in talrijke bijzondere wetten waren neergelegd. Het gaat met name om definities, beginselen en voorschriften voor de totstandkoming van besluiten en de rechtsbescherming tegen genomen besluiten. Boom Basics Bestuursrecht behandelt zowel het formele als het materiële algemeen bestuursrecht.
De Boom Basics geven je snel inzicht in een rechtsgebied. Door de duidelijke schema's, de puntsgewijze uitleg en de sprekende voorbeelden kom je direct tot de kern van de zaak. Perfect voor tentamenvoorbereiding of een snelle opfrissing van je kennis!
Voor een compleet overzicht van alle delen en productvormen ga je naar www.boombasics.nl.
In deze Boom Basics staat het Aanbestedingsrecht centraal.
De Boom Basics geven je snel inzicht in een rechtsgebied. Door de duidelijke schema's, de puntsgewijze uitleg en de sprekende voorbeelden kom je direct tot de kern van de zaak. Perfect voor tentamenvoorbereiding of een snelle opfrissing van je kennis!
Voor een compleet overzicht van alle delen en productvormen ga je naar www.boombasics.nl.
`Artificiële intelligentie vereenvoudigt het besturen, maar maakt de werking van de rechtsstaat complexer. Met scherpe blik analyseert Passchier hoe artificiële intelligentie oude onderscheidingen van wetgeving en bestuur, evenals van norm en feit, omwoelt en verkent hij hoe de rechtsstaat zichzelf kan heruitvinden.' - Ernst Hirsch Ballin, Universiteitshoogleraar (Tilburg University) en voormalig minister van Justitie
`Met dit boek in de hand kunnen professionals op het snijvlak tussen artificiële intelligentie, recht en bestuur elkaar niet alleen beter begrijpen, maar ook samen bouwen aan nieuwe checks and balances.' - Marlies van Eck, expert artificiële intelligentie en recht
De opkomst van artificiële intelligentie (AI) waaronder machine learning maakt overheden en enkele grote techbedrijven nóg machtiger dan zij nu al zijn. Is onze constitutie daar klaar voor? Dit boek laat zien van niet. Het boek doet vervolgens suggesties voor constitutioneel onderhoud.
Onderscheidend is dat dit boek daarbij vooral focust op de constitutionele borging van rechtsstatelijke structuren. Denk daarbij aan de trias politica, checks and balances, legaliteit en soevereiniteit. Is die borging AI-ready? En, zo niet, wat valt daar aan te doen?
Artificiële intelligentie en de rechtsstaat biedt aldus een uniek en systematisch overzicht van enkele van de meest urgente maatschappelijke uitdagingen. Dat maakt dit boek relevant voor iedere student, wetenschapper, politicus, beleidsmaker en burger die wil meedenken over en/of bijdragen aan het behoud van de rechtsstaat en zijn fundamentele waarden.
Ontwikkelingen rond de uitleg van de Grondwet zijn het werk van al degenen die met de Grondwet leven, zowel burgers als ambtsdragers. De rechtspraktijk en het politieke leven zijn daarin verankerd. De Grondwet uitleggen is meer dan het zoeken naar de `bedoelingen van de grondwetgever', maar omvat ook het verder ontwikkelen van constitutionele principes in wetgeving, rechtspraak en beleid. Wie een rol speelt in het staatsbestel - politieke en rechterlijke functionarissen, bestuurders, opiniemakers, staatsburgers - zoekt steun voor een goede beoordeling en tracht anderen die in dat proces een rol spelen, te overtuigen. Dit vereist aansluiting zoeken bij wat er al over de Grondwet is gezegd. Dit commentaar dient daarbij als grondig gedocumenteerde bron van informatie en inspiratie.
Dit systematisch en artikelsgewijs commentaar is een geheel herziene editie van het veel geraadpleegde commentaar op de Grondwet van de constitutionele website www.NederlandRechtsstaat.nl en zet de traditie voort van de van 1987 tot 2000 onder redactie van prof. mr. P.W.C. Akkermans (1942-2002) en prof. mr. A.K. Koekkoek (1945-2005) gepubliceerde commentaren op de Grondwet.
In een democratische rechtsstaat zijn feiten essentieel om tot goede besluitvorming te komen. Zonder een overheid en politici die transparant en integer met informatie omgaan, kan een democratische samenleving niet goed functioneren. Wat als feitelijk waar mag gelden, is echter steeds vaker onderwerp van felle maatschappelijke en politieke discussie. Denk aan de aanhoudende online verspreiding van berichten over grootschalige verkiezingsfraude door Donald Trump en zijn aanhangers, eindigend in de bestorming van Capitol Hill. Maar niet alleen door `fake news' en complottheorieën wordt de waarheid geweld aangedaan. Dichtbij huis zien we bij de Toeslagenaffaire hoe moeizaam de feiten boven tafel komen en hoe ernstig de gevolgen daarvan zijn voor zowel de gedupeerde burgers als het vertrouwen in politiek en overheid.
In dit boek maakt Luc Verhey duidelijk dat de vaststelling en waardering van de feiten door politiek en bestuur in tijden van internet en sociale media een extra kwetsbaar proces is. Hij betoogt dat we daarom niet zuinig genoeg kunnen zijn op de instituties, organisaties en personen die elk vanuit hun eigen deskundigheid bijdragen aan de waarheidsvinding: de hoge colleges van staat, de planbureaus, onafhankelijke toezichthouders, de Ombudsman, de wetenschap, de journalistiek en de rechter. Maar eerst en vooral komt het volgens Verhey aan op cultuur en gedrag: alleen een fatsoenlijke overheid en fatsoenlijke politici kunnen ervoor zorgen dat het vertrouwen in de democratische rechtsstaat overeind blijft.
Verhey kiest primair een constitutioneelrechtelijke invalshoek maar gebruikt ook politicologische, bestuurskundige en journalistieke bronnen. Hij behandelt de problematiek aan de hand van actuele thema's zoals maatschappelijke onvrede, het referendum, de uitvoerbaarheid van wetgeving, ambtelijk vakmanschap en het parlementair inlichtingenrecht. Dit maakt het boek geschikt voor niet alleen juristen maar voor iedereen die geïnteresseerd is in het functioneren van de democratische rechtsstaat, de politiek en het openbaar bestuur.
De Wet open overheid (Woo) treedt op 1 mei 2022 in werking. Daarmee vervalt de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het doel van de Woo is een meer transparante overheid. Veel meer dan de Wob verplicht de Woo tot het actief, uit eigen beweging, openbaar maken van documenten. De Woo onderkent dat een goede informatiehuishouding van belang is om de doelen van de wet te bereiken. De wet zet overheidsorganen ertoe aan de digitale informatiehuishouding te verbeteren. Er is voorzien in de komst van een `Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding'. Journalisten, wetenschappers of andere groepen `met een beroepsmatig belang bij het gebruik van publieke informatie' kunnen bij het Adviescollege klagen over de wijze waarop bestuursorganen informatie openbaar maken. Bestuursorganen moeten over tenminste één contactpersoon beschikken ter beantwoording van vragen van het publiek over de beschikbaarheid van informatie.
Net als onder de Wob kan onder de Woo eenieder een verzoek doen om openbaarmaking van informatie die berust onder een bestuursorgaan of onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Aan een verzoek om openbaarmaking van informatie wordt in beginsel tegemoetgekomen, tenzij één of meer (absolute of relatieve) uitzonderingsgronden aan openbaarmaking in de weg staan. Voor zover dat het geval is, kan openbaarmaking van informatie worden geweigerd.
Commentaar & Context Wet open overheid geeft eenieder - zowel zij die op zoek zijn naar overheidsinformatie, als zij die betrokken zijn bij de uitvoering van de Woo - snel toegang tot de tekst van de wet. Het artikelsgewijze commentaar laat de lezer snel de weg vinden in de complexe parlementaire geschiedenis van Woo en geeft een handzaam overzicht van de onder de Wob gevormde rechtspraak voor zover die relevant blijft in het kader van de toepassing van de Woo. Brechtje Boerboom, Nina Bontje, JeanPaul Heinrich, Elisabeth Pietermaat, Frank van Tienen en Dana van Weerden zijn advocaat bij Pels Rijcken. Ingrid Hasker is bij hetzelfde kantoor werkzaam als Professional Support Lawyer. Gezamenlijk vormen zij een team dat adviseert en procedeert over de toepassing van de Wob en de Woo.
Volledig vernieuwde en fraai verzorgde uitgave van het meest complete handboek van het Nederlands bestuursprocesrecht van de hand van prof. mr. A.Q.C. Tak, van 1983 tot 2008 hoogleraar te Maastricht!
Wegens de enorme omvang van het werk (3148 paginas) bestaat deze vijfde geheel herziene druk uit 4 boeken, die in onderling verband bestudeerd kunnen worden. Van deze uitgave is nu voor het eerst ook een elektronische uitgave als e-boek beschikbaar.
A.Q.C. Tak (1942) bracht al in 1983 samen met de latere hoogleraar J.B.J.M. ten Berge uit Utrecht het Nederlands bestuursprocesrecht voor het eerst in kaart, in het klassieke tweedelige standaardwerk over het Nederlands Administratief Procesrecht. Vele boeken en andere publicaties verschenen sindsdien van zijn hand over verschillende staatsrechtelijke en bestuursrechtelijke onderwerpen, waaronder nog vele procesrechtelijke, met name Het Nederlands bestuursprocesrecht (voor het eerst in 2002).
In zijn onderzoek voor dit boek kon de auteur naast zijn wetenschappelijke functie steunen op zijn langdurige en veelvuldige ervaringen in de rechtspraak, vooral als raadsheer in de Centrale Raad van Beroep (van 1984-2011), en (nog steeds) op zijn dagelijkse praktijk-ervaringen als adviseur en vertegenwoordiger in bestuursrechtelijke procedures.
De balans blijkt steeds zorgwekkender, ook in deze vijfde druk. Voor de rechtzoekende burgers blijkt nauwelijks meer sprake van daadwerkelijke rechtsbescherming tegen de overheid. Naast een analyse van de oorzaken reikt de auteur alternatieven aan ter verbetering.
Volledig vernieuwde en fraai verzorgde uitgave van het meest complete handboek van het Nederlands bestuursprocesrecht van de hand van prof. mr. A.Q.C. Tak, van 1983 tot 2008 hoogleraar te Maastricht!
Wegens de enorme omvang van het werk (3148 paginas) bestaat deze vijfde geheel herziene druk uit 4 boeken, die in onderling verband bestudeerd kunnen worden. Van deze uitgave is nu voor het eerst ook een elektronische uitgave als e-boek beschikbaar.
A.Q.C. Tak (1942) bracht al in 1983 samen met de latere hoogleraar J.B.J.M. ten Berge uit Utrecht het Nederlands bestuursprocesrecht voor het eerst in kaart, in het klassieke tweedelige standaardwerk
over het Nederlands Administratief Procesrecht. Vele boeken en andere publicaties verschenen sindsdien van zijn hand over verschillende staatsrechtelijke en bestuursrechtelijke onderwerpen, waaronder nog vele procesrechtelijke, met name Het Nederlands bestuursprocesrecht (voor het eerst in 2002).
In zijn onderzoek voor dit boek kon de auteur naast zijn wetenschappelijke functie steunen op zijn langdurige en veelvuldige ervaringen in de rechtspraak, vooral als raadsheer in de Centrale Raad van Beroep (van 1984-2011), en (nog steeds) op zijn dagelijkse praktijk-ervaringen als adviseur en vertegenwoordiger in bestuursrechtelijke procedures.
De balans blijkt steeds zorgwekkender, ook in deze vijfde druk. Voor de rechtzoekende burgers blijkt nauwelijks meer sprake van daadwerkelijke rechtsbescherming tegen de overheid. Naast een analyse van de oorzaken reikt de auteur alternatieven aan ter verbetering.
Volledig vernieuwde en fraai verzorgde uitgave van het meest complete handboek van het Nederlands bestuursprocesrecht van de hand van prof. mr. A.Q.C. Tak, van 1983 tot 2008 hoogleraar te Maastricht!
Wegens de enorme omvang van het werk (3148 paginas) bestaat deze vijfde geheel herziene druk uit 4 boeken, die in onderling verband bestudeerd kunnen worden. Van deze uitgave is nu voor het eerst ook een elektronische uitgave als e-boek beschikbaar.
A.Q.C. Tak (1942) bracht al in 1983 samen met de latere hoogleraar J.B.J.M. ten Berge uit Utrecht het Nederlands bestuursprocesrecht voor het eerst in kaart, in het klassieke tweedelige standaardwerk over het Nederlands Administratief Procesrecht. Vele boeken en andere publicaties verschenen sindsdien van zijn hand over verschillende staatsrechtelijke en bestuursrechtelijke onderwerpen, waaronder nog vele procesrechtelijke, met name Het Nederlands bestuursprocesrecht (voor het eerst in 2002).
In zijn onderzoek voor dit boek kon de auteur naast zijn wetenschappelijke functie steunen op zijn langdurige en veelvuldige ervaringen in de rechtspraak, vooral als raadsheer in de Centrale Raad van Beroep (van 1984-2011), en (nog steeds) op zijn dagelijkse praktijk-ervaringen als adviseur en vertegenwoordiger in bestuursrechtelijke procedures.
De balans blijkt steeds zorgwekkender, ook in deze vijfde druk. Voor de rechtzoekende burgers blijkt nauwelijks meer sprake van daadwerkelijke rechtsbescherming tegen de overheid. Naast een analyse van de oorzaken reikt de auteur alternatieven aan ter verbetering.
Volledig vernieuwde en fraai verzorgde uitgave van het meest complete handboek van het Nederlands bestuursprocesrecht van de hand van prof. mr. A.Q.C. Tak, van 1983 tot 2008 hoogleraar te Maastricht!
Wegens de enorme omvang van het werk (3148 paginas) bestaat deze vijfde geheel herziene druk uit 4 boeken, die in onderling verband bestudeerd kunnen worden. Van deze uitgave is nu voor het eerst ook een elektronische uitgave als e-boek beschikbaar.
A.Q.C. Tak (1942) bracht al in 1983 samen met de latere hoogleraar J.B.J.M. ten Berge uit Utrecht het Nederlands bestuursprocesrecht voor het eerst in kaart, in het klassieke tweedelige standaardwerk
over het Nederlands Administratief Procesrecht. Vele boeken en andere publicaties verschenen sindsdien van zijn hand over verschillende staatsrechtelijke en bestuursrechtelijke onderwerpen, waaronder nog vele procesrechtelijke, met name Het Nederlands bestuursprocesrecht (voor het eerst in 2002).
In zijn onderzoek voor dit boek kon de auteur naast zijn wetenschappelijke functie steunen op zijn langdurige en veelvuldige ervaringen in de rechtspraak, vooral als raadsheer in de Centrale Raad van Beroep (van 1984-2011), en (nog steeds) op zijn dagelijkse praktijk-ervaringen als adviseur en vertegenwoordiger in bestuursrechtelijke procedures.
De balans blijkt steeds zorgwekkender, ook in deze vijfde druk. Voor de rechtzoekende burgers blijkt nauwelijks meer sprake van daadwerkelijke rechtsbescherming tegen de overheid. Naast een analyse van de oorzaken reikt de auteur alternatieven aan ter verbetering.
Markttoezichthouders zijn niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Me t hun opdracht om marktfalen op te lossen en tegen te gaan , spel e n z ij een belangrijke rol i n d e behartiging van publieke belangen. De financiële crisis heeft het belang van goed markttoezicht benadrukt. Tekortkomingen van het toezicht die de cri s is heef t blootgelegd en de her vormingen die hierop zijn gevolgd, hebben geleid tot de vraag of het toezicht wel op de juist e fundamenten is gebouwd.
In dit boek worden de beginselen van goed markttoezicht gedefinieerd e n verklaard, en uitgewerkt voor het toezicht op de financiële markten. Met behulp van inzichten uit d e economie en de bestuurskunde wordt vanuit een juridisch perspectief een aantal beginselen geformuleerd die aan de basis moeten staan van de inrichting en vormgeving van markttoezicht. De dilemmas die zich hierbij voordoe n , zij n te herleiden tot het spanningsveld dat een rode draad vormt i n he t onderzoek van wat ook wel de `Ut rechtse School wordt genoemd, namelijk het spanningsveld tussen de instrumentele functie en de waarborgfunctie van het economisch publiekrecht. Aan dit spanningsveld wordt bij de uitwerking van de beginselen van goed markttoezicht richting gegeven. Dit geldt in het bijzonder voor het onafhankelijkheidsbeginsel, het transparantiebeginsel en het accountabilitybeginsel, die als kernbeginselen diepgaand worden uitgewerkt. Hierbij worden aanbevelingen gedaan die enerzijds strekken tot het versterken van de onafhankelijkheid van de markttoezichthouder en anderzijds tot het versterken van de accountability en transparantie van de markttoezichthouder. Vanuit dit uitgangspunt kan verder worden gebouwd aan de zelfstandige rol van markttoezichthouders in onze maatschappij.
Margot Aelen schreef dit boek als promovenda bij de vakgroep Economisch Publiekrecht van de Universiteit Utrecht. Momenteel is zij werkzaam al s toezichthouder specialist bij De Nederlandsche Bank.
Artikel 110 Grondwet bepaalt dat de overheid bij de uitvoering van haar taak openbaarheid betracht. Er bestaan verschillende vormen van openbaarheid. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) geeft algemene regels voor de openbaarheid op verzoek van bij bestuursorganen berustende informatie. Verder biedt de Wob volgens recente rechtspraak de grondslag voor het door de overheid uit zichzelf verstrekken van informatie (actieve openbaarmaking).
In de Grondwet en de organieke wetten zijn bepalingen opgenomen over de mate van openbaarheid van het (inlichtingen)verkeer tussen bestuurders en vertegenwoordigende lichamen (politieke openbaarheid). De belangrijkste vraag daarbij is wanneer een bestuurder, zoals een minister, mag weigeren om inlichtingen te verstrekken of zich mag beperken tot slechts vertrouwelijk verstrekken daarvan. In bestuurlijke voorbereidingsprocedures en in procedures bij de rechter gelden regels over toegang tot relevante stukken (procedurele openbaarheid). In procedures waarbij de overheid partij is, doen zich vragen voor als: welke stukken dient de overheid aan de rechter te verstrekken en onder welke omstandigheden mag de overheid dat weigeren of bepalen dat alleen de rechter van de stukken kennis neemt?
Dit handboek bevat een uitvoerige beschrijving van de juridische aspecten van ieder van de vormen van openbaarheid, aan de hand van de wetsgeschiedenis, rechtspraak en literatuur. Daarmee wordt diepgaand inzicht geboden in de vragen van openbaarheid van overheidsinformatie die bij deze vormen van openbaarheid spelen. Sinds het verschijnen van de eerste druk van dit handboek is een groot aantal nieuwe uitspraken over de toepassing van de Wob verschenen. In de sfeer van gemeenten en provincies wordt meer geprocedeerd over beslissingen tot het opleggen van geheimhouding. Toezichthouders en andere bestuursorganen maken steeds meer gebruik van wettelijke mogelijkheden tot het actief publiceren van sanctiebesluiten en andere toezichtsinformatie. Nieuw is het leerstuk van misbruik van de Wob, waarover de Afdeling bestuursrechtspraak onlangs een richtinggevende uitspraak heeft gedaan.
Voor het recht is een goed en nauwkeurig gebruik van de taal essentieel. Het bestuursrecht is nog altijd een in hoge mate nationaal vakgebied, zodat het Nederlands daarin de voertaal is. De Nederlandse taal wordt echter verwaarloosd: zij wordt in het algemeen minder goed gebruikt en op de universiteit steeds vaker vervangen door het Engels. In de bestuursrechtspraktijk is het Nederlands van wetgever, bestuur en rechter vaak te ingewikkeld voor degenen die worden aangesproken. Dit alles vormt een bedreiging voor de verstaanbaarheid in het bestuursrecht. Deze rede bevat een drieledig pleidooi voor een grotere verstaanbaarheid. Op scholen en universiteiten moet er meer aandacht voor het Nederlands komen, bijvoorbeeld door meer (goede) boeken te laten lezen, de juridische faculteiten moeten het Nederlands als taal om in te doceren en te publiceren behouden, wetgever, bestuur en rechter moeten er alles aan doen de burger te bereiken door middel van eenvoudig(er) Nederlands. In de rechtspraak zijn daarvoor de laatste jaren succesvolle projecten in gang gezet, waarvan er enkele in deze rede worden besproken.
Dit artikelsgewijs commentaar op de Landsverordening administratieve rechtspraak van Aruba (Lar AUA) vormt een praktische en actuele leidraad voor al diegenen die op zoek zijn naar informatie over de inhoud en betekenis van de artikelen uit de Lar AUA, zowel studenten als praktijkjuristen.
De tekst van ieder artikel wordt gevolgd door commentaar ter doorgronding van de betekenis van dat artikel in al zijn onderdelen. Daarbij worden ook diverse algemene bestuursrechtelijke onderwerpen besproken. In het bijzonder is geput uit de bestuursrechtelijke rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, naast de totstandkomingsgeschiedenis van de Lar AUA en de literatuur. Waar in deze bronnen van lokale afkomst onvoldoende aanknopingspunten te vinden zijn, is aansluiting gezocht bij Nederlandse bronnen.
In deze uitgave is de Lar AUA het uitgangspunt. Per artikel wordt verwezen naar de desbetreffende artikelen in de regelingen van administratieve rechtspraak van Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Nederlandse Algemene wet bestuursrecht.
Steeds vaker treffen concurrenten elkaar bij de bestuursrechter. Dat is niet zo vreemd. Besluiten van de overheid kunnen immers grote gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van ondernemers. Als bijvoorbeeld chocoladeproducent A een subsidie krijgt en chocoladeproducent B niet, dan heeft A een concurrentievoordeel ten opzichte van B. En als de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststelt dat voorziet in de vestiging van een nieuwe bouwmarkt, dan krijgt een in de buurt gevestigde bouwmarkt te maken met een toename van de concurrentie. Als daarnaast aan de nieuwe bouwmarkt minder strenge eisen ten aanzien van bijvoorbeeld brandveiligheid en het milieu worden gesteld, is er bovendien sprake van een verstoring van de eerlijke concurrentie. In dit boek staat de vraag centraal hoe in het Nederlandse bestuursrecht, dat van oudsher is gericht op de bescherming van burgers tegen de overheid, wordt omgegaan met de gevolgen van besluiten voor concurrentieverhoudingen.
Het onderzoek behelst een diepgravende studie naar de bescherming van concurrentiebelangen in het bestuursrecht en is gericht op het identificeren van mogelijke knelpunten die zich daarbij voordoen. Drie knelpunten komen in het bijzonder aan bod: de toegang tot de bestuursrechtelijke procedure, het doelgebonden karakter van bestuursbevoegdheden (specialiteit) en het relativiteitsvereiste. Deze knelpunten worden beschreven, geanalyseerd en in Unierechtelijk perspectief geplaatst. Aan het slot wordt een concreet voorstel gedaan om de bescherming van concurrentiebelangen in het bestuursrecht te verbeteren.
In een vrije staat dient iedereen die in het bezit kan worden geacht van een vrije wil, zichzelf te besturen. De wetgevende macht zou dan ook bij het volk in zijn geheel moeten berusten. Maar aangezien zoiets in de grote staten een onmogelijkheid is en ook in kleine staten op veel bezwaren stuit, dient het volk vertegenwoordigers aan te stellen die alles moeten doen wat het volk zelf niet kan.
Montesquieu, Over de geest van de wetten (1748)
Dit proefschrift gaat over de invordering van geldschulden uit herstelsancties door middel van de bestuursrechtelijke geldschuldenregeling in titel 4.4 Awb. De centrale onderzoeksvraag is:
"Hoe worden geldschulden die voortvloeien uit bestuurlijke geldelijke sancties door middel van titel 4.4 Awb ingevorderd, doen zich knelpunten voor en zo ja, hoe kunnen die knelpunten op een praktische, effectieve en evenredige wijze worden opgelost?"
Daarbij zijn de volgende sancties onderzocht:
- de invordering van dwangsommen;
- het kostenverhaal bij bestuursdwang;
- de terugvordering van uitkeringen bij wijze van sanctie;
- de terugvordering van subsidies bij wijze van sanctie;
- de invordering van een bestuurlijke boete.
Het invorderingsproces wordt vanaf het besluit om in te vorderen tot en met de executie van het dwangbevel onderzocht, zodat het proefschrift een geïntegreerd beeld geeft van de invordering van deze geldschulden. Het proefschrift geeft tot slot een antwoord op de vraag wat er goed gaat, wat er slecht gaat en wat er beter kan.
With a foreword by Ján Figel, Special Envoy for Promotion of Freedom of Religion or Belief outside the EU
What room should be granted to controversial statements and expressions about faith? Should the state subsidize the building of places of worship? How much loyalty to the state can be demanded of religions? Under what circumstances may the state and religious communities work together to reach a common goal? What does equal treatment of religions mean today?
The debate on the relation between the state and religion is proceeding at full speed and in great intensity. Classic principles, such as the separation of church and state and the freedom of religion, are shared by all but no longer seem to offer any anchorage. A new view giving new direction and orientation is needed. This book is intended to contribute to that vision. It explores the foundations on which the relation between the state and religion must be built, and the consequences this has for the attitude of the state toward religion in concrete issues facing the Netherlands at the beginning of the 21st century. The results are translated into concrete recommendations.
This book analyses the institution of Minister of Justice in the constitutional systems of several European countries: the United Kingdom, Ireland, Germany, Austria, France, Italy, and Poland. The research was based on the hypothesis that the Minister of Justice is, in fact, inessential, because the institution is to a large extent incompatible with the principles of the separation of powers and the independence of the judiciary. Certain competences currently assigned to this institution might be allocated to other bodies and departments, including those that function as part of the government (the Cabinet), without any prejudicial effect on the functioning of the state.
The book is aimed at academics in the field of comparative constitutional law.
Piotr Mikuli, Ph.D. (habil.), is a professor at the Jagiellonian University in Kraków and head of the Chair in Comparative Constitutional Law. His interests include constitutional and administrative justice, political systems and constitutional principles in comparative perspective. He is the author and co-author of a number of publications dealing with Polish and foreign constitutional issues. Piotr Mikuli is the editor of the collective volume Current Challenges in Court Administration published by Eleven International Publishing in 2017.
Natalie Fox, M.A., is a Ph.D. candidate and also an assistant professor to the Chair in Comparative Constitutional Law of the Jagiellonian University in Kraków. She teaches and writes in the area of constitutional law and deals with the analyses of the British constitutional system in the context of the UK membership in the European Union and Brexit issues.
Radoslaw Puchta, Ph.D., is a researcher at the Jagiellonian University in Kraków (2016-2019).He graduated from the University of Warsaw in 2009, where he obtained his doctoral degree (summa cum laude) in 2017. From December 2018 he is employed as an assistant professor at the Warsaw University of Technology - the Faculty of Administration and Social Sciences. He writes about constitutional law, comparative public law and human rights.
Het Caribisch bestuursprocesrecht heeft sedert invoering van de landsverordeningen administratieve rechtspraak in Aruba en de voormalige Nederlandse Antillen een snelle ontwikkeling doorgemaakt. Inmiddels is er sprake van uitgebreide jurisprudentie met betrekking tot vrijwel alle bepalingen daaruit. De staatkundige hervormingen van 2010 hebben tot verdere ontwikkeling geleid.
Na een bespreking van de belangrijkste kernbegrippen van het bestuursprocesrecht doorloopt de auteur de verschillende stadia van de bestuursrechtelijke procedure. Daarbij wordt aan de hand van jurisprudentie veel aandacht besteed aan de praktijk maar ook onderwerpen als rol en taak van de bestuursrechter en de verhouding tot het Europees-Nederlandse bestuursrecht krijgen aandacht. Dit boek kan daarmee gebruikt worden door juridische beroepsbeoefenaren maar ook in onderwijs en wetenschap.
De auteur, thans Staatsraad in de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, was negen jaar lid van het Gemeenschappelijk Hof, waarin hij thans nog plaatsvervanger is. Dit boek is een bewerking van het proefschrift dat hij in 2014 verdedigde aan de University of Curacao. Daarbij is de opzet grondig herzien en wordt ingegaan op actuele ontwikkelingen.
Een belangrijk aspect van het recht op een eerlijk proces is dat de procedure bij de bestuursrechter transparant is. Transparantie heeft twee aspecten. In de eerste plaats vindt de behandeling van de zaak op de zitting in beginsel in het openbaar plaats. Daarnaast moet de uitspraak in het openbaar worden uitgesproken en beschikbaar zijn voor derden (externe openbaarheid). Daarnaast is van belang dat uit het recht op een eerlijk proces voortvloeit dat de rechter en de partijen toegang hebben tot alle noodzakelijke stukken en andere informatie en partijen die informatie moeten verstrekken, maar er bestaan uitzonderingen als sprake is van gewichtige redenen. Daartoe kent de Awb de mogelijkheid om aan de rechter geheimhouding te vragen (interne openbaarheid). Over beide belangrijke vormen van openbaarheid bevat de Awb regels.
In dit boek worden de externe en interne openbaarheid van het bestuursproces aan de hand van de wetgeschiedenis en de rechtspraak van de verschillende hoogste bestuursrechters besproken. Daarmee wordt voor het eerst de openbaarheid van de procedure vanuit de verschillende relevante aspecten behandeld.
In deze Boom Basics staat het staatsrecht centraal.
De Boom Basics geven je snel inzicht in een rechtsgebied. Door de duidelijke schema's, de puntsgewijze uitleg en de sprekende voorbeelden kom je direct tot de kern van de zaak. Perfect voor tentamenvoorbereiding of een snelle opfrissing van je kennis!
De Boom Basics zijn bestemd voor studenten die een juridische opleiding volgen aan een universiteit of hogeschool.
Voor een compleet overzicht van alle delen en productvormen ga je naar www.boombasics.nl.
Hoe kwam de de autonomie van de voormalige Nederlandse Antillen precies tot stand? Paul Comenencia beschrijft de voornaamste ontwikkelingen voorafgaand aan de ontmanteling van de Antillen in 2010. Ook geeft hij een helder overzicht van de geschiedenis van de Arubaanse afscheidingswensen, de hobbelige weg naar een regeling voor Koninkrijksgeschillen, en de Europese dimensie van de Koninkrijksrelaties.
Paul Comenencia (Curaçao, 1960) is lid van de Raad van State van het Koninkrijk. Hij was voorheen, onder meer, Nederlands consul-generaal te Rio de Janeiro, gevolmachtigde minister van de Nederlandse Antillen, directeur van de Kamer van Koophandel Curaçao, bestuurs- en communicatieadviseur, journalist en toezichthouder van non-profit organisaties. Hij studeerde Communicatiewetenschap en volgde een leergang topmanagement voor bestuurders van grote ondernemingen.