Op 2 juli 2021 vond in Amsterdam de voorjaarsvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP) plaats, met als onderwerp de `De invloed van wetgeving op de procespraktijk. Doorstaat onze procesrechtelijke wetgeving de uitdagingen van vandaag en morgen?'
Als inleiders traden op:
- mr. P.E. Ernste (advocaat bij NautaDutilh en gastonderzoeker bij de Vrije Universiteit Amsterdam);
- mr. F.F. Langemeijer (voormalig plaatsvervangend procureur-generaal parket bij de Hoge Raad);
- prof. mr. dr. N.J. Schrijver (staatsraad bij de Afdeling advisering van de Raad van State).
Dit deel in de serie van uitgaven van de NVvP bevat de neerslag van deze bijeenkomst.
Mr. L.A.G. Ebben en mr. J. van Mourik (respectievelijk senior juridisch medewerker in de rechtbank Gelderland en promovendus burgerlijk recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen) hebben verslag gedaan van de discussie tijdens de vergadering.
Bajesboek is in de eerste plaats een vraagbaak voor gedetineerden die willen weten wat hun rechten en plichten zijn als verdachte in een huis van bewaring of als `afgestrafte' in een gevangenis. Zij vinden in dit boek informatie over het voor hen geldende dagprogramma, over contacten met familie, advocaten en andere hulpverleners, over mogelijkheden tot verlof en strafonderbreking, over disciplinaire straffen en over nog veel meer. De schrijvers besteden bijzondere aandacht aan de mogelijkheden die gedetineerden hebben om in beklag en beroep te gaan tegen over hen genomen beslissingen waar zij het niet mee eens zijn.
Niet alleen gedetineerden zelf, maar ook hun hulpverleners, zoals advocaten, reclasseringswerkers en maatschappelijk werkers, kunnen in Bajesboek - voor hun praktijkuitoefening belangrijke - informatie vinden over de interne rechtspositie van hun cliënten. Ook familie, vrienden en andere relaties van gedetineerden kunnen in dit boek lezen hoe het leven van hun partner, vriend, vriendin of kennis er achter de tralies uitziet en hoe zij contacten met hem of haar kunnen onderhouden.
Het socialezekerheidsrecht kent honderden bepalingen waarin het van belang is waar iemand woont. Het kan lastig zijn om deze bepalingen toe te passen op personen die op meerdere plekken tegelijk wonen, zoals kinderen van co-ouders of semigranten (mensen die in meerdere landen tegelijk wonen).
Deze studie gaat over de toepassing van woonplaatsbepalingen op personen met een dubbele woonplaats. Passen bestuursorganen en rechters deze bepalingen op een consistente, zorgvuldige en responsieve wijze toe? Het boek bevat twee deelstudies. De deelstudie over co-ouders ziet vooral op bepalingen over het huishouden, terwijl de deelstudie over semigranten is toegespitst op bepalingen over het woonland. Beide deelstudies bevatten een uitgebreide beschrijving van beleid en jurisprudentie.
Het boek is interessant voor ervaringsdeskundigen en hun adviseurs, maar ook voor juristen bestuursrecht of socialezekerheidsrecht. Daarnaast is het boek van belang voor medewerkers burgerzaken van gemeenten.
Mr. drs. M.(Marjolein) van Everdingen werkt vanaf 2001 als juridisch beleidsadviseur voor de Sociale verzekeringsbank. Zij was als buitenpromovenda verbonden aan de Universiteit Maastricht.
De Bakelsreeks wordt uitgegeven vanwege het Bakelsinstituut. Het instituut, een gezamenlijk studiecentrum van de secties arbeidsrecht van de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Rijksuniversiteit Groningen en een aantal advocatenkantoren, richt zich op het initiëren en uitvoeren van grensverkennend onderzoek op het terrein van het arbeidsrecht.
Op 9 december 2020 vond de najaarsvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP) plaats, met als onderwerp `Schadevaststelling in het geding'.
Als inleiders traden op:
- mr. C.H. van Dijk (advocaat te Amsterdam bij Kennedy Van der Laan, raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en docent bij de Grotius Academie);
- prof. mr. G. van Rijssen (raadsheer in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en bijzonder hoogleraar Rechtspraak aan de Radboud Universiteit);
- mr. dr. M.K.G. Tjepkema (hoofd kennisunit Bestuursrechtspraak van de Raad van State en universitair hoofddocent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden).
Dit deel in de serie van uitgaven van de NVvP bevat de neerslag van deze bijeenkomst.
Mr. L.A.G. Ebben, mr. J. van Mourik en mr. J.J. Dammingh (respectievelijk senior juridisch medewerker in de rechtbank Gelderland, promovendus burgerlijk recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen en universitair hoofddocent burgerlijk (proces)recht aan de Radboud Universiteit Nijmegen) hebben verslag gedaan van de discussie tijdens de vergadering.
De Erasmus Universiteit heeft in opdracht van het Openbaar Ministerie (OM) Rotterdam onderzoek verricht naar de straffen voor vuurwapenbezit in Rotterdam. Aanleiding voor het onderzoek was het toegenomen vuurwapengeweld in de stad. Het OM wilde onderzoek laten verrichten naar de sancties voor vuurwapenbezit, en naar eventuele verbeteringen die in het strafvorderingsbeleid van het OM mogelijk zouden zijn.
In het onderzoek zijn vonnissen van de rechtbank Rotterdam geanalyseerd in de periode 2016-2020 in zaken waarin verdachten voor verboden vuurwapenbezit zijn veroordeeld. Het ging in totaal om 228 zaken.
Allereerst is naar de strafeis en de strafoplegging in zaken van vuurwapenbezit gekeken. Wat zijn de gemiddelde straffen, wat is de meest voorkomende straf, welke trends zijn er in de strafeis en strafoplegging waarneembaar? Interessant is de invloed van de strafvorderingsrichtlijn van het OM en de - onlangs gewijzigde LOVS-oriëntatiepunten die de rechter als ijkpunt heeft voor bepaling van de straf. Vervolgens is ingezoomd op de motivering van straffen: welke elementen betrekt de rechter bij de straftoemeting voor verboden vuurwapenbezit?
Ten slotte is door middel van interviews en literatuuronderzoek antwoord gezocht op de vraag welke verbeteringen mogelijk zouden zijn in het strafvorderingsbeleid van het OM ten aanzien van vuurwapenbezit. Het blijkt in de praktijk best een uitdaging om tot betekenisvolle straffen te komen voor daders van vuurwapenbezit. De onderzoekers doen in dat verband een aantal concrete aanbevelingen.
Op 1 maart 2017 trad het Besluit Adviescollege levenslanggestraften in werking. Met het daarin voorziene mechanisme wordt inhoud gegeven aan de herbeoordeling van de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf. De noodzaak daartoe was uit de jurisprudentie van de Hoge Raad en het EHRM gebleken. In het herbeoordelingsmechanisme vervult het Adviescollege levenslanggestraften (ACL) een centrale rol.
In 2021 heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in samenspraak met het ACL, aan de Erasmus Universiteit opdracht gegeven voor een evaluatie van het Besluit ACL. Het onderzoek richtte zich op de wijze waarop het stelsel van de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf in de praktijk functioneert. Dit rapport bevat het verslag van het evaluatieonderzoek.
De uitkomsten van het onderzoek zijn tweeledig. Aan de ene kant kan worden geconcludeerd dat het mechanisme goed functioneert. Dat komt mede door de inspanning en het commitment van de betrokken actoren. Met het Besluit ACL is een mechanisme gecreëerd waarmee de ministeriële beslissing over toelating tot een re-integratiefase en eventuele gratiëring op adequate wijze wordt voorbereid. Toch worden ook tekortkomingen geconstateerd.
Twee knelpunten vragen in het bijzonder aandacht. Het eerste is dat het ACL als organisatie versterking nodig heeft om zijn taak goed te kunnen blijven vervullen. Het tweede is dat de opzet en de duur van de re-integratiefase (minder dan twee jaren) opnieuw moet worden doordacht. De duur van die fase is te kort en de inrichting biedt te weinig flexibiliteit. Het rapport bevat aanbevelingen om beide knelpunten op te lossen.
In Nederland is een groot aanbod van verschillende vormen van rechtshulpverlening en zijn er vele mogelijkheden voor
het oplossen van rechtsproblemen. Voor burgers en kleine ondernemers is het vaak ingewikkeld om een route te kiezen die het best bij hun rechtsprobleem past. Een oplossing daarvoor is een voorportaal waarin burgers en ondernemers ondersteuning krijgen bij het vinden van de juiste (rechts) hulpverlening en routes voor conflictoplossing.
In deze studie zijn zes voorportalen uit het buitenland in kaart gebracht die als inspiratie kunnen dienen voor een
voorportaal in Nederland. Dit zijn het Medical Legal Partnership en het Multidoor Courthouse in de Verenigde Staten, het Citizen Advice Bureau in Engeland en Wales, de Chotei in Japan, de Schlichtungsverfahren in Zwitserland en Court Connected Mediation in Finland. Aan de hand van deze buitenlandse ervaringen worden drie modellen voor een Nederlands voorportaal geschetst. Ook doen de onderzoekers een aanzet voor een nadere discussie en debat.
Dit boek is interessant voor praktijkjuristen, beleidsmakers en bestuurders die zich bezighouden met rechtshulpverlening, conflictoplossing en rechtspleging.
In deze Boom Basics staat het internationaal privaatrecht centraal.
De Boom Basics geven je snel inzicht in een rechtsgebied. Door de duidelijke schema's, de puntsgewijze uitleg en de sprekende voorbeelden kom je direct tot de kern van de zaak. Perfect voor tentamenvoorbereiding of een snelle opfrissing van je kennis!
Voor een compleet overzicht van alle delen en productvormen ga je naar www.boombasics.nl.
In deze Boom Basics staat het Jeugdrecht centraal.
De Boom Basics geven je snel inzicht in een rechtsgebied. Door de duidelijke schema's, de puntsgewijze uitleg en de sprekende voorbeelden kom je direct tot de kern van de zaak. Perfect voor tentamenvoorbereiding of een snelle opfrissing van je kennis!
Voor een compleet overzicht van alle delen en productvormen ga je naar www.boombasics.nl.
De Boom Basics Belastingrecht biedt een handzaam overzicht van het belastingrecht ten behoeve van inleidende fiscale vakken die worden verzorgd op universiteiten en hogescholen. De nadruk ligt op de hoofdlijnen van het Nederlandse belastingrecht. Tevens worden de belangrijkste internationale aspecten van het Nederlandse belastingrecht beschreven. Bijzaken en details zijn zoveel mogelijk weggelaten.
Doelgroep
De Boom Basics geven je snel inzicht in een rechtsgebied. Door de duidelijke schema's, de puntsgewijze uitleg en de sprekende voorbeelden kom je direct tot de kern van de zaak. Perfect voor tentamenvoorbereiding of een snelle opfrissing van je kennis! De Boom Basics zijn bestemd voor studenten die een juridische opleiding volgen aan een universiteit of hogeschool.
In een democratische rechtsstaat zijn feiten essentieel om tot goede besluitvorming te komen. Zonder een overheid en politici die transparant en integer met informatie omgaan, kan een democratische samenleving niet goed functioneren. Wat als feitelijk waar mag gelden, is echter steeds vaker onderwerp van felle maatschappelijke en politieke discussie. Denk aan de aanhoudende online verspreiding van berichten over grootschalige verkiezingsfraude door Donald Trump en zijn aanhangers, eindigend in de bestorming van Capitol Hill. Maar niet alleen door `fake news' en complottheorieën wordt de waarheid geweld aangedaan. Dichtbij huis zien we bij de Toeslagenaffaire hoe moeizaam de feiten boven tafel komen en hoe ernstig de gevolgen daarvan zijn voor zowel de gedupeerde burgers als het vertrouwen in politiek en overheid.
In dit boek maakt Luc Verhey duidelijk dat de vaststelling en waardering van de feiten door politiek en bestuur in tijden van internet en sociale media een extra kwetsbaar proces is. Hij betoogt dat we daarom niet zuinig genoeg kunnen zijn op de instituties, organisaties en personen die elk vanuit hun eigen deskundigheid bijdragen aan de waarheidsvinding: de hoge colleges van staat, de planbureaus, onafhankelijke toezichthouders, de Ombudsman, de wetenschap, de journalistiek en de rechter. Maar eerst en vooral komt het volgens Verhey aan op cultuur en gedrag: alleen een fatsoenlijke overheid en fatsoenlijke politici kunnen ervoor zorgen dat het vertrouwen in de democratische rechtsstaat overeind blijft.
Verhey kiest primair een constitutioneelrechtelijke invalshoek maar gebruikt ook politicologische, bestuurskundige en journalistieke bronnen. Hij behandelt de problematiek aan de hand van actuele thema's zoals maatschappelijke onvrede, het referendum, de uitvoerbaarheid van wetgeving, ambtelijk vakmanschap en het parlementair inlichtingenrecht. Dit maakt het boek geschikt voor niet alleen juristen maar voor iedereen die geïnteresseerd is in het functioneren van de democratische rechtsstaat, de politiek en het openbaar bestuur.
Jaarlijks doet de kantonrechter uitspraak in honderdduizenden civiele zaken. De mensen die daarbij partij zijn, hoeven geen juridische bijstand in te schakelen. Degenen die het zelf - zonder gemachtigde - doen, hebben veelal geen juridische kennis. De vraag is of die mensen in de civiele procedure voldoende tot hun recht komen of dat het civiele procesrecht een struikelblok oplevert op hun weg naar recht en rechtsbescherming.
In Het civiele procesrecht als struikelblok formuleert de auteur voorstellen om de weg te effenen en de kwaliteit van de civiele procedure specifiek voor mensen zonder juridische kennis te verbeteren, zodat zij eenvoudiger hun recht kunnen halen en effectieve rechtsbescherming kunnen genieten.
Dit is een publicatie in de reeks van het Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging, Universiteit Utrecht.
Boom Basics Bestuursrecht behandelt het algemeen bestuursrecht. Sinds 1994 zijn belangrijke delen van het algemeen bestuursrecht gecodificeerd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onderdelen van het algemeen bestuursrecht zijn de juridische verschijnselen, begrippen en rechtsnormen die voorheen in talrijke bijzondere wetten waren neergelegd. Het gaat met name om definities, beginselen en voorschriften voor de totstandkoming van besluiten en de rechtsbescherming tegen genomen besluiten. Boom Basics Bestuursrecht behandelt zowel het formele als het materiële algemeen bestuursrecht.
De Boom Basics geven je snel inzicht in een rechtsgebied. Door de duidelijke schema's, de puntsgewijze uitleg en de sprekende voorbeelden kom je direct tot de kern van de zaak. Perfect voor tentamenvoorbereiding of een snelle opfrissing van je kennis!
Voor een compleet overzicht van alle delen en productvormen ga je naar www.boombasics.nl.
Hoofdelijke verbintenissen komen veel voor in de rechtspraktijk. Te denken valt aan de hoofdelijke verbondenheid van medehuurders tegenover de verhuurder, aan hoofdelijke bestuurdersaansprakelijkheid of aan personen die zich hoofdelijk debiteur verklaren bij een geldlening. Het gaat dus om een juridisch kernleerstuk van het Nederlandse verbintenissenrecht, en zeker niet het eenvoudigste: de regels inzake hoofdelijke verbintenissen zijn notoir ingewikkeld en op bepaalde punten zelfs onhelder.
Dit boek biedt aan de rechtswetenschap en rechtspraktijk een gedegen overzicht van het Nederlandse recht inzake hoofdelijke verbintenissen. Aan de orde komen vragen als: wanneer doet zich hoofdelijkheid voor, welke rechtsgronden voor hoofdelijke verbintenissen zijn er en wat zijn de essentiële kenmerken van hoofdelijkheid? Tevens is in het boek rechtspraak van (met name) de Hoge Raad verwerkt, aangezien de uitspraken van de Hoge Raad de wettelijke regeling van de hoofdelijkheid verduidelijken.
De kwalificatie van bestuurdersaansprakelijkheid in het internationaal privaatrecht is al onderwerp geweest van verschillende bijdragen en verhandelingen. In dit boek wordt een beschouwing over dit onderwerp gegeven aan de hand van twee arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU).
In dit boek staan twee vragen centraal. Als eerste komt de vraag naar de aansprakelijkheid van de bestuurder van een buitenlandse vennootschap aan de orde in het geval van een faillissement. Verzet de door het VWEU gegarandeerde vrijheid van vestiging zich tegen de toepassing van nationale bepalingen inzake bestuurdersaansprakelijkheid in het geval van een faillissement in dergelijke gevallen? Deze vraag wordt aan de hand van het Kornhaas/Dithmar-arrest van het HvJ EU behandeld.
Als tweede komt de vraag aan de orde naar de kwalificatie van een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid bij het bepalen van de rechtsmacht onder de EEX-Verordening II. Hierbij wordt een kritische beschouwing gegeven over het Holterman Ferho/Spies-arrest van het HvJ EU waarin de rechtsverhouding tussen de bestuurder en de vennootschap volgens het HvJ EU onder omstandigheden als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt waarbij volgens het HvJ EU de nationaalrechtelijke kwalificatie irrelevant is.
Voor dit onderzoek zijn gedurende een jaar officieren van justitie gevolgd die gewone, veelvoorkomende strafzaken doen. Officieren van justitie vertegenwoordigen het openbaar ministerie (OM) in strafzaken. Zij geven leiding aan de opsporing en beslissen over de verdere vervolging of afdoening van een strafzaak. In Nederland verwachten we dat zij daarbij een magistratelijke houding aannemen: zorgen voor een eerlijk proces, het achterhalen van de gehele waarheid en het afwegen van het algemene belang tegen andere belangen van bijvoorbeeld de verdachte of het slachtoffer. Uit dit onderzoek blijkt dat het werken voor een grote, ambtelijke organisatie als het OM en de grote hoeveelheid zaken die officieren moeten behandelen een gespannen verhouding opleveren tot de magistratelijke rol. Het toepassen van strafvorderingsrichtlijnen en het mandateren van bevoegdheden kan bijvoorbeeld leiden tot kwaliteitsverlies van de vervolgingsbeslissingen. Omdat de verwachtingen van het OM bij het publiek steeds groter worden en de leiding van het OM daarom steeds nieuwe manieren introduceert om snel, zichtbaar en betekenisvol gebruik te maken van het strafrecht, dreigt de individuele, magistratelijke rol van de officier in de knel te raken. Dit terwijl steeds meer zaken buiten de rechter worden afgedaan en de officier nog de enige magistraat is die de zaak beoordeelt. Het OM en zijn officieren moeten samen waken voor de uitholling van de voor onze rechtsstaat zo belangrijke magistratelijkheid.
In dit boek zijn de schriftelijke uitwerkingen gebundeld van de voordrachten die de auteurs op 3 juni 2016 hielden op het afscheidssymposium 'Kwaliteit in het aansprakelijkheidsrecht', dat in Groningen werd georganiseerd ter gelegenheid van het afscheid van Fokko Oldenhuis.
In het Burgerlijk Wetboek zijn veel open normen opgenomen: redelijkheid en billijkheid, maatschappelijke betamelijkheid, verkeersopvattingen, openbare orde, goede zeden, enzovoort. Deze open normen zijn noodzakelijk, omdat het onmogelijk is om voor elke specifieke situatie een regel in de wet vast te leggen, en ook om ruimte te bieden voor rechtsontwikkeling. Tegelijkertijd bieden deze open normen weinig steun aan de rechtzoekende die zijn gedrag wil afstemmen op hetgeen rechtens toelaatbaar is, of aan de feitenrechter die een concreet geschil moet beslechten. Daarom formuleert de Hoge Raad geregeld gezichtspunten die enige sturing zouden moeten geven aan het invullen van open normen.
De auteurs van Precies privaatrecht nemen elk een open norm als uitgangspunt en bekijken of deze in de rechtspraak door het formuleren van gezichtspunten een nadere en preciezer invulling heeft gekregen of zou moeten krijgen. Onderwerpen die hierbij aan bod komen zijn het delictueel aansprakelijkheidsrecht, algemeen contractenrecht, consumentenrecht, huwelijksvermogensrecht, arbeidsrecht en auteursrecht. De bijdragen illustreren dat op de onderzochte terreinen waarop wordt gewerkt met gezichtspunten, eigenlijk telkens nadere precisering mogelijk en vaak ook wenselijk is.
Rechtszaken met een glimlach voert je in elk verhaal mee in de sluwheid, humor, verontwaardiging of argeloosheid van kleurrijke mensen in aanloop naar en tijdens hun rechtszaak. Maak kennis met een minister, een tosti-meisje, vastgoedondernemers, oplichters, dames van plezier, en vele anderen. Mr. Raymond de Mooij geeft je een spannend en soms ontroerend maar altijd grappig inzicht in de verwikkelingen in en rond de rechtszaal.
De vertelstijl van De Mooij is toegankelijk en scherp observerend. Hij laat je meebeleven hoe een gedaagde zichzelf vastdraait in gespeelde onschuld. Of hoe de rechter met opgetrokken wenkbrauw het relaas van een advocaat aanhoort, klaar om in te grijpen. Excentrieke cliënten, agressieve wederpartijen, louche collega's en doortastende rechters passeren de revue. Niet eerder kreeg je zo'n onthullend inzicht in de dagelijkse praktijk.
Mr. Raymond de Mooij (1962) studeerde rechten in Leiden en vestigde zich in 1989 als advocaat in Den Haag. Hij is medeoprichter van GMW advocaten. Eerder verschenen van zijn hand de uitgaves Voor de Rechter en Vechten in Toga.
Gerard Spong over Voor de Rechter:
"De Mooij beschrijft talloze voorvallen uit de praktijk met een pittige dosis humor afgewisseld met lichte ironie. Zijn schrijfstijl is helder en bondig. Dat maakt de stukjes prettig leesbaar."
Jozias van Aartsen over Vechten in Toga:
"Hoe verschillend de verhalen ook mogen zijn,"één ding hebben ze gemeen: je leest ze met een glimlach, soms zelfs gevolgd door een schaterbui."
Deze studie brengt de huidige praktijk van het civiele schadeverhaal via het strafproces in kaart. Geconstateerd wordt dat er regionale verschillen bestaan in de wijze van voorbereiding. Ook is sprake van uiteenlopende opvattingen over de plaats en betekenis van civiel schadeverhaal onder leden van het Openbaar Ministerie en strafrechters, met daaraan verbonden verschil in afhandeling. Vanuit Slachtofferhulp Nederland en de advocatuur wordt aangegeven dat onvoldoende inzicht kan worden verkregen in de door leden van het Openbaar Ministerie en rechters gemaakte afwegingen, hetgeen tot onbegrip leidt bij slachtoffers. Niettemin is het aantal vorderingen dat (gedeeltelijk) ontvankelijk wordt verklaard en toegewezen de afgelopen jaren toegenomen. Aard en omvang van de schade hoeven geen onoverkomelijke problemen op te leveren, mits de vordering zorgvuldig is onderbouwd. Het civiele schadeverhaal lijkt zich dan ook een vaste plek te hebben verworven binnen de strafprocedure. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat het civiele schadeverhaal (blijvende) spanning oproept voor het behoud van het gewaarborgde strafproces.
Het onderzoek bevat aanbevelingen om gesignaleerde problemen op te lossen. Sommige zijn vanuit de praktijk aangedragen, andere volgen uit een rechtstheoretische verkenning van vier rechtsfiguren (de schadestaatprocedure, de voorzittersbeschikking, de ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel en tarifering). Bezien is of, en in hoeverre toepassing van deze rechtsfiguren zou kunnen bijdragen aan het bevorderen van het civiele schadeverhaal via het strafproces. Daarmee biedt dit onderzoek niet alleen inzicht in de huidige voegingspraktijk, maar geeft het ook handvatten voor toekomstige verbetering daarvan.
Op 17 juli 2014 kwamen Willem Witteveen, zijn vrouw Lidwien en zijn dochter Marit om bij de ramp met de MH17. Willem was een belangrijke rechtswetenschapper en senator, die met zijn werk veel mensen heeft geïnspireerd. Vijf jaar na dato eren Willems vrienden hem met een liber amicorum. In lijn met de brede belangstelling van Willem Witteveen tonen de ruim dertig essays de vele verbanden tussen recht, literatuur, democratie en filosofie. De essays zijn interessant voor juristen, wetgevingsjuristen, politici, rechtsfilosofen en ieder die zich bezighoudt met de huidige staat van de rechtsstaat.
Bij elkaar schilderen de bijdragen een veelkleurig portret van Willem. Hij komt naar voren als bevlogen onderzoeker, retoricus met een bijzondere belangstelling voor ficties en metaforen, als afwisselend constructief denker en koele waarnemer van politiek, rechtsstaat en wetgeving, als medeauteur en meelezer, als liefhebber van Kafka, dichter, dankbaar gespreksgenoot en docent, als tolerant mens en scherp humorist en bovenal als buitengemeen geliefde vriend. De essays tonen een ontroerend beeld van een vrije vogel met de pas van een nonconformist die in zijn wetenschappelijke werk, beeldend en poëtisch werk `wegen der vrijheid' schetste.
Het artikel dat mensenhandel strafbaar stelt, artikel 273f Wetboek van Strafrecht, is complex. De rechtspraktijk worstelt met zijn uitleg, in de literatuur wordt de bepaling een `gedrocht' genoemd.
Wat is er aan de hand met de strafbaarstelling van mensenhandel? Wat is haar strekking en welke invloed heeft de Hoge Raad daarop in de afgelopen jaren uitgeoefend? In dit onderzoek worden de achtergronden van de strafbaarstelling van mensenhandel uitgeplozen. Niet alleen door het uitvoeren van verdiepend juridisch-historisch onderzoek, ook door de verschillende mensenhandelgedragingen stuk voor stuk theoretisch te belichten en de rechtspraak te analyseren. Met behulp van het rechtstheoretische concept van de rechtsbelangen wordt blootgelegd dat met de strafbaarstelling van mensenhandel zeer uiteenlopende doelen worden gediend. Dat geeft te denken over de wijze waarop de bepaling momenteel is ingericht en functioneert. Dit onderzoek leidt tot de conclusie dat de huidige stand van zaken schuurt met belangrijke beginselen van de democratische rechtsstaat, zoals de notie van rechtszekerheid en de leer van de machtenscheiding (trias politica). De onwenselijkheid daar van geeft aanleiding om de strafbaarstelling opnieuw te overdenken. Voor de strafwetgever is er werk aan de winkel.
In dit boek wordt verslag gedaan van een empirisch en juridisch onderzoek naar het voorwaardelijk sepot. In een uitvoerig dossieronderzoek is de huidige praktijk van het voorwaardelijk sepot voor het eerst gedetailleerd in kaart gebracht. Vervolgens is beoordeeld of de praktijk zich binnen de juridische grenzen beweegt.
Regelmatig worden bijzondere voorwaarden aan een sepot verbonden die betrekking hebben op het psychisch welbevinden van de verdachte, zoals ambulante behandeling of een gedragsinterventie. De huidige regeling van het voorwaardelijk sepot bevat onvoldoende waarborgen om te garanderen dat deze praktijk in overeenstemming is met het recht.
Op grond van deze vaststelling wordt een ingrijpende herziening van de regeling van het voorwaardelijk sepot uitgewerkt. Daarnaast worden aanbevelingen gedaan die zien op het vervolgingsbeleid. Dit onderzoek heeft als basis gediend voor het in dit boek als bijlage opgenomen advies aan het College van Procureurs-Generaal van de daartoe ingestelde commissie onder voorzitterschap van hoofdofficier van justitie Jan Eland.
Het boek is van belang voor de strafrechtspraktijk - in het bijzonder voor officieren van justitie - en voor academici.
In dit boek worden de praktijk en de theorie van de overdracht van vastgoed besproken. Het geldende Nederlandse privaatrecht op het onderhavige deelgebied wordt in kaart gebracht en vele rechtsvragen die daarbij opdoemen worden beantwoord. De hoofdstukken 2 tot en met 6 behandelen onderwerpen die bij iedere overdracht van vastgoed een rol spelen: overdraagbaarheid van het goed (hoofdstuk 2), beschikkingsbevoegdheid van de vervreemder (hoofdstuk 3), een geldige titel die als rechtvaardiging voor de vermogensverschuiving kan dienen (hoofdstuk 4) en een leveringshandeling die aan de wettelijke vereisten voldoet (hoofdstuk 5) met daarop aansluitend het verloop van het geldverkeer via de notariële kwaliteitsrekening (hoofdstuk 6). De daaropvolgende hoofdstukken gaan over onderwerpen die meer aan de periferie liggen, zoals voorwaardelijke overdracht, Vormerkung, derdenbescherming, beslag, reële executie en verjaring.