Als een beslissing van de Europese Unie in de media komt, dan begint het bericht vaak met het zinnetje `Europa heeft beslist dat... Het lijkt erop alsof de besluiten ergens boven de hoofden worden genomen en op een gegeven moment gewoon neerdalen. Dat beeld klopt niet. De Europese Unie is wel degelijk een politieke machine, met vergaderzalen en wandelgangen, lobbyisten en parlementsleden, adviesorganen en administraties. Er komt veel diplomatie aan te pas en er zijn permanent conflicten, links tegen rechts, klein tegen groot, hard tegen onzacht. Kortom, er wordt politiek bedreven.
Dit boek probeert de dynamiek bloot te leggen die speelt bij de Europese besluitvorming. Wie is erbij betrokken en hoe verhouden de spelers zich tegenover elkaar? Hoe worden conflicten beslecht? Wie heeft er macht? Welke rol spelen de instellingen en hoe werken ze? Er gaat uiteraard aandacht naar de formele procedures, maar vooral naar de manier waarop die in de praktijk worden toegepast. Op zoek naar trends en machtsverhoudingen in dit politieke proces, wordt er een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten Europese beslissingen: de grote, historische afspraken komen immers op een andere manier tot stand dan `gewone wetgeving of uitvoeringsbesluiten. Talrijke voorbeelden lichten de realiteit van de besluitvorming toe.
Het Verdrag van Lissabon, dat eind 2009 in werking is getreden, heeft verschillende aspecten van de besluitvorming veranderd. De juridische realiteit is gewijzigd en politici, ambtenaren, belangengroepen en andere betrokkenen passen hun gedrag aan. In dit boek zijn al die nieuwe spelregels opgenomen. Met deze survival kit is de lezer gewapend om zijn weg te vinden in de Europese doolhof.
HENDRIK VOS is professor in de Europese politiek en is directeur van het Centrum voor EU-Studies van de U.Gent.
Elke verkiezing opnieuw moeten de politieke partijen honderden kandidaten selecteren. Maar wie zijn die kandidaten? Hoe oud zijn ze? Wat is hun beroep? Waar wonen ze? In dit boek wordt het DNA van de kandidaten voor het eerst gedetailleerd in kaart gebracht. De auteurs beschrijven hoe het profiel van de kandidaten is geëvolueerd gedurende de voorbije 25 jaar. Is het werkelijk zo dat er nauwelijks arbeiders op de lijsten staan, en was dat vroeger dan anders? Hebben de partijen effectief de neiging om uit te pakken met steeds jongere kandidaten? De quotawetgeving heeft het aantal vrouwelijke kandidaten exponentieel doen toenemen, maar hebben de talrijke vrouwelijke kandidaten van vandaag een ander profiel dan de schaarse vrouwelijke kandidaten van vroeger? Heb je als politicus uit een centrumstad een voetje voor in vergelijking met je collega uit een landelijke gemeente? Heeft de kieshervorming ertoe geleid dat kleinere gemeenten minder aan hun trekken komen bij de lijstvorming? En is dit in Vlaanderen anders dan in Wallonië? Om deze vragen te kunnen beantwoorden, hebben de auteurs een enorme hoeveelheid gegevens verzameld over de kandidaten bij de voorbije zeven Kamerverkiezingen. In dit boek wordt al die informatie op een leesbare wijze gebundeld. Alles wat u altijd al had willen weten over de kandidaten, maar nog nooit heeft durven vragen.
OVER DE AUTEURS
BART MADDENS is als hoogleraar verbonden aan het KU Leuven Instituut voor de Overheid. Hij publiceerde eerder over de financiering van politieke partijen, de staatshervorming en de monarchie.
GERT-JAN PUT is als FWO-aspirant verbonden aan het KU Leuven Instituut voor de Overheid. Hij doet onderzoek naar de lijstvorming bij politieke partijen.
JEF SMULDERS is als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het KU Leuven Instituut voor de Overheid. Hij doet onderzoek naar de boekhoudingen van politieke partijen.
Zal de falende ontwikkelingshulp uit het slop geraken als de civiele maatschappij gaat participeren in de totstandkoming van de Poverty Reduction Strategy Papers (PRSP), een nieuw paradigma in het denken over ontwikkelingshulp? Donoren zijn daar wel van overtuigd, zo lijkt het. Meer participatie van de civiele maatschappij op het beleidsniveau zal niet alleen leiden tot een grotere armoedegerichtheid van het beleid en de staat, maar is bovendien ook nog eens goed voor de democratie. Door het opvolgen van de werkzaamheden van de overheid zal deze immers steeds meer onder druk gezet worden om transparanter te gaan regeren en om rekenschap af te leggen. Participatie in de PRSP wordt in die zin naar voor geschoven als de motor voor zowel ontwikkeling als voor democratie. De auteurs van het boek plaatsen heel wat vraagtekens bij deze redeneringen. Uitgebreid veldwerk toont aan dat de verwachtingen omtrent de mogelijke rol van de civiele maatschappij in de beleidsparticipatie niet alleen veel te hoog gespannen, maar bovendien uitermate naïef en optimistisch zijn. Om te vermijden dat participatie vooral negatieve effecten zou kunnen opleveren worden in dit boek randvoorwaarden uitgetekend die moeten maken dat participatie effectief een bijdrage kan leveren tot een efficiënter (ontwikkelings)beleid. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de rol van internationale NGOs. Dit boek richt zich naast professionele ontwikkelingswerkers en NGOs ook tot allen die geinteresseerd zijn in ontwikkelingsdenken en de rol van de civiele maatschappij in bredere maatschappelijke processen in het Zuiden.
Dit boek gaat over de relatie tussen media en politiek. De centrale stelling is dat de politiek in sterke mate is gemediatiseerd en dat dit belangrijke gevolgen heeft voor hoe politiek wordt bedreven. Tegelijk neemt de auteur afstand van een al te gemakkelijk almacht denken over de media. Het boek minimaliseert de politieke impact van de media niet, maar wil eerder een kader aanreiken om die rol beter te begrijpen. Mediatisering betekent in de eerste plaats dat de politiek zich structureel heeft aangepast aan de media en haar logica. Om dit proces te beschrijven voor de Vlaamse casus steunen we op het theoretisch kader waarin mediatisering wordt opgevat als een vierfasenmodel. In een eerste fase zijn de media de belangrijkste bron van informatie geworden voor burgers om zich te informeren over politiek; In een tweede fase zijn de media onafhankelijk geworden van de politiek; in een derde fase bepaalt de media autonoom hoe ze hun berichtgeving over politiek invullen; in een vierde fase passen politieke actoren en instituties hun politiek gedrag aan de media en haar logica. Deze laatste en meest cruciale fase impliceert dus ook een invloed op het werk van politici en het beleid dat ze voeren. Voor elke fase zal op basis van onderzoek en actuele voorbeelden worden aangetoond in welke mate de Vlaamse politiek gemediatiseerd is.
Hoe komen politici in het nieuws en hoe beïnvloedt het nieuws het werk van politici? Peter Van Aelst onderzoekt de oorzaken en gevolgen van de mediatisering van de politiek. Door samen te werken met buitenlandse collegas wordt de relatie tussen media en politiek vergeleken tussen landen. Daarnaast doet Van Aelst ook onderzoek naar verkiezingscampagnes, nieuwe media en Belgische politiek. Zijn onderzoek verschijnt in toonaangevende internationale tijdschriften, maar ook in publicaties voor een breder publiek.
PLUSPUNTEN
Het boek benadert op objectieve wijze de complexe relatie tussen media en politiek
Erg toegankelijke analyse, in een vlot leesbare taal
Aangevuld met actuele voorbeelden uit de Belgische en Vlaamse politiek
OVER DE AUTEURS
Peter van Aelst is onderzoeksprofessor aan het departement politieke wetenschappen van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Leiden.