Waarom stonden er doodshoofden op piratenvlaggen? Waar zijn de schedels van beroemde componisten zoals Mozart, Haydn en Beethoven gebleven? Waarom gebruikten de Bulgaren het hoofd van een graaf van Vlaanderen als drinkbeker? Hingen de Kelten de afgehakte hoofden van hun verslagen tegenstanders op aan hun paarden? Was een Romeinse keizerin een wegbereidster voor de forensische wetenschap? Jan Huijbrechts zorgt ervoor dat u zich het hoofd niet hoeft te breken over deze brandende vragen. In De botten van Bach vertelt hij de wervelende en fascinerende geschiedenis van de mensheid aan de hand van onze hersenpan. Hij gidst de lezer aan de hand van verhalen over beroemde en minder beroemde schedels door de wondere wereld van koppensnellers, craneokleptomanen, grafrovers en osteopaten. Daarbij ontbreken Shakespeare, Goethe en Lord Byron niet, evenmin als Edgar Allan Poe, Herman Melville en Arthur Conan Doyle.
Wat zijn de consequenties van Darwins evolutietheorie voor ons mensbeeld?
Wat te denken van de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen? Wat is het belang van onverschilligheid? Is de multiculturele samenleving een bedreiging of een verrijking? Wat is het lot van andersdenkenden, het 'andere' geslacht en anders geaarden binnen de islam? Wat heeft het gewelddadig jihadisme te maken met de islam? Zijn blanke mensen zich onvoldoende bewust van hun 'witte privileges'?
In dit boek tracht de auteur deze en andere vragen kritisch te beantwoorden. Zijn denken over mens en maatschappij wil vrij zijn van religieuze en ideologische dogma's en vrij van anti- of pseudowetenschappelijke opvattingen. Dus in de geest van het Verlichtingsdenken, zoals de titel al aangeeft.
Professor in de filosofie Johan Braeckman (UGent) over dit boek:
"We leven in woelige tijden. Velen zijn op zoek naar een moreel kompas en naar betrouwbare richtsnoeren voor hun denken en handelen. Het boek van Fons
Mariën laat ons op erudiete en bijzonder toegankelijke wijze kennis maken met meerdere intellectuele en levensbeschouwelijke debatten die de geesten en gemoederen beheersen. Hij bespreekt auteurs en opvattingen die niet enkel een intellectueel betrouwbaar houvast bieden, maar ons ook ethisch de weg wijzen."
Met een bijzonder omvangrijke kennis van zaken en een indrukwekkende eruditie wijdt Valeer Neckebrouck de lezer van dit boek in in het domein van de godsdienstantropologie. De auteur beoogt het studieobject te beschrijven, hij bespreekt de grondleggers van de discipline en analyseert de voornaamste tendensen. In elk van de hoofdstukken wordt een uitstekend inzicht geboden in de grote thema's zoals de definitie van religie. De auteur toont aan de hand van talloze bronnen aan hoe diverse auteurs in de loop van de geschiedenis en in diverse taalgebieden een eigen antwoord hebben geformuleerd. Deze antwoorden worden op een eerlijke en heldere wijze voorgesteld en kritisch doorgelicht. Antropologie van de godsdienst biedt een schat aan bibliografische gegevens, referenties en citaten. Het is niet alleen een inleiding, maar ook een onmisbaar naslagwerk voor de lezer die met kennis van zaken wil deelnemen aan het kritische debat.
Tigu is door een oom meegenomen naar Zuid-India. Saskia Kunst haalt de zevenjarige jongen terug naar zijn geboortegrond in de Indiase Himalaya en stuurt hem naar school. Op dezelfde bijna vanzelfsprekende wijze neemt ze in de volgende jaren nog negen andere kinderen op. Hoe redt een Nederlandse antropologe zich in een land dat zo veel verschilt van Nederland?
`Reimar Schefold is een van de laatste grote etnologen uit het tijdperk van de ontdekkingsreizen.' Redmond O'Hanlon
`Reimar is een van mijn helden. Er zijn weinig mensen die zo diep in een andere cultuur zijn doorgedrongen.' Henk Schiffmacher
Hoe is het om als eerste Europeaan deelgenoot te zijn van het leven van een traditionele tribale samenleving? Gedurende twee jaar (1967-1969) verbleef de antropoloog Reimar Schefold bij de Sakuddei, een geïsoleerde stam op deMentawai-eilanden, voor de kust van Sumatra (Indonesië). In Wees goed voor je ziel beschrijft hij zijn avontuurlijke belevenissen bij deze mensen, die hemmoeiteloos lijken op te nemen in hun kring, ondanks de enorme culturele verschillen. Door de persoonlijke wijze waarop hij zijn ervaringen heeft beschreven is het een meeslepend boek geworden dat leest als een roman. Bovendien krijgt de lezer inzicht in de opvattingen van de Mentawaiers.Ook komt ter sprake wat zij - een samenleving zonder leiders, geldeconomie of arbeidsdeling - van `ons' vinden. Voorouders en geesten spelen een belangrijke rol in de religieuze wereld van de Mentawaiers.
Centraal staat de zorg voor de eigen ziel.
Wanneer die het leven niet aantrekkelijk vindt, verlaat ze het lichaam en gaat naar de voorouders.
Dan moet de mens sterven. Voor de zielen worden periodiek grote feesten gehouden en kunstvoorwerpen gemaakt: `speelgoed voor de zielen'. Het boek besluit met een nieuw bezoek in 2009,waarbij beschreven wordt hoe de Mentawaiers de confrontatie met de moderne tijd doorstaan.
Reimar Schefold, geboren in 1938 te Basel, was tot zijn emeritaat hoogleraar Culturele Antropologie van Indonesië aan de Universiteit Leiden. Hij verrichtte veldwerk bij diverse etnische groepen in de Indonesische archipel, publiceerde een tiental boeken, maakte tv-documentaires en nameen cd op met Mentawaise muziek. Hij was betrokken bij tentoonstellingen in verschillende musea en initieerde internationale projecten om de Mentawaiers te helpen bij hun streven om hun leefruimte en cultuur te behouden.
The Japanese word bashôfu literally means 'banana-fibre cloth'. Both the cloth and the clothing made from it are now considered important constituents of Okinawan identity. This special trait of Okinawan material culture was brought to attention by the Japanese Folk Craft Movement in the 1930s. After years of decline following World War II, the weaving and use of bashôfu saw a revival that accelerated after the return of Okinawa to Japan in 1972 and still continues. Although today bashôfu receives considerable attention because of its status since 1974 as one of Japan's important intangible cultural properties, its origins and history had remained hidden. In this book Katrien Hendrickx searches for the origins of bashôfu in the Ryukyus, including the origins of ito bashô, the plant that provides the raw material, and studies the yarn-making methods and weaving techniques. She also focuses on why and how the Ryukyuan people adopted those techniques and introduced them into their own society. By careful analysis of all available sources, considered from viewpoints that sprang from fields as various as pure history, phytohistory, philology, ethnography, and folklore, Hendrickx convincingly proves that bashôfu was introduced in the Ryukyus from Southern China, and not from Southeast Asia as is commonly argued. Her overview of present-day bashôfu-weaving and its use also provides valuable insights into the situation of folk-craft within Okinawan society during the second half of the 20th century and up to the present-day.