In 'Begeerd en verguisd' beschrijft Suzanne Rethans het leven van de grootste internationale filmster die Nederland ooit heeft voortgebracht: Sylvia Kristel. Ze speelde in meer dan vijftig internationale films en werd met haar rol in Emmanuelle (1974) van de een op de andere dag wereldberoemd. In het ene land werd ze hét icoon van de seksuele bevrijding van de vrouw, in het andere land verketterd door de vrouwenbeweging. Sylvia Kristel had een rijk liefdesleven en had een relatie met onder anderen Hugo Claus, de vader van haar zoon Arthur. Ze kampte met drank- en drugsverslavingen, waardoor ze niet voor haar zoon kon zorgen. Zelf had ze een weinig benijdenswaardige, liefdeloze jeugd. Nadat haar vader scheidde van haar moeder en Kristel zag in wat voor armoedige omstandigheden haar moeder verkeerde, dacht ze: dat nooit. Het was haar drijfveer rijk en beroemd te worden. Dat lukte - en al verloor ze al die miljoenen ook weer, ze gaf nooit op. Begeerd en verguisd is een boek over rijkdom en armoede, over vrouwelijke schoonheid, over alles winnen en weer verliezen, over moed en doorzettingsvermogen, over roem en intense eenzaamheid.
In `Acte de présence' blikt Willeke van Ammelrooy, al sinds begin jaren zeventig een van de meest besproken persoonlijkheden van ons land, terug op haar leven. Het is niet voor niks dat ze besloot om aan de hand van vergeelde fotos en memorabilia uit de dozen bij haar op zolder herinneringen op te halen aan vijfenzestig jaar succes, teleurstelling, glamour, liefde en verdriet. In 2008 werd bij Haar een tumor geconstateerd, en een zware operatie bleek noodzakelijk. Het was ook het jaar waarin ze nieuwe successen beleefde, met haar rol in de film Bride Flight en de documentaire die dochter Denise Janzee over haar leven maakte. In gesprek met Nienke Swierstra vertelt Willeke van Ammelrooy over de grote en kleine liefdes in haar leven en over trouw blijven aan jezelf. Ze gaat in op loyaliteit, misleiding en integriteit in de filmwereld, de haat-liefdeverhouding met de pers, de kunst van het (film)acteren en op het veelbewogen jaar dat achter haar ligt en dat haar sterker maakte dan ooit.
In `Indra: een wajangleven' beschrijft Lizzy van Leeuwen een boeiend, veelzijdig leven en een onderbelicht gebleven deel van de laatkoloniale geschiedenis. Leo Broekveldt werd geboren in Nederlands-Indië als zoon van een Indische moeder en een uit Nederland afkomstige hoge ambtenaar. `Leetje' vertrok als puber naar Den Haag, studeerde rechten, maar koos voor een leven als revuedanser. In de jaren dertig zou hij uitgroeien tot een internationaal bekende podiumartiest. Tijdens de oorlog transformeerde hij tot Indra Kamadjojo. Zijn danskunst zette hij na 1945 in om steun te geven aan de jonge Indonesische republiek. Later werd hij een invloedrijk figuur in de nieuwe naoorlogse wereld van dans, cultuur, radio en televisie. Zijn `hertje Kantjil' is een hele generatie bijgebleven.
Indra Kamadjojo verzachtte met zijn kunst voor velen het lange en pijnlijke afscheid van Nederlands-Indië. Hij leefde met humor en branie en verzette zich resoluut tegen de meest gestelde vraag van de twintigste eeuw: wat ben je en waar hoor je bij?
Na tientallen jaren te hebben geschreven over de verbeelding van vrouwen in de cultuurgeschiedenis, besloot Maaike Meijer de literatuur, films en series van mannelijke makers en dito hoofdpersonages een nieuwe kans te geven. En wat ze daar vond, verraste haar: het wemelt er van de geschiedenissen die een uitgesproken antiheld tot onderwerp hebben, die haaks staat op het gangbare maatschappelijke mannelijkheidsbeeld. Meijer beschouwt deze verhalen niet als universeel, maar specifiek als mannenverhalen en opent nieuwe vensters op `het mannenvraagstuk'.
Ze herleest onder meer Melville, Wolkers, Te Gussinklo, Hermans en Houellebecq, kijkt naar Casablanca, The Power of The Dog, Dolor y Gloria, The Big Lebowski, One Flew Over the Cuckoo's Nest, en naar tv-series als Borgen en The Queens' Gambit. Ze herschrijft freudiaanse verhalen over castratieangst en penisnijd, onderzoekt haar eigen relatie tot genderfluïditeit, beschrijft de mannelijkheid in zichzelf en beschouwt het mannelijk lijden met een even kritische als empathische blik.