Vertaling door Erika de Poorter van de roman "Mon" van Natsume Soseki uit 1910.
Sosuke en zijn vrouw Oyone zijn niet zo heel jong meer en leiden in Tokyo een rustig, haast saai leven. Ze wonen in een armoedig huurhuis waar het lekt als het regent, in een doodlopende steeg onder een enorm rotsblok waar nooit zon komt.
Hij is ambtenaar op een of ander departement en moet van een bescheiden salaris proberen rond te komen. Vooral Oyone trekt het zich aan dat ze geen kinderen kunnen krijgen. Na meerdere mislukkingen hebben ze zich erbij neergelegd dat ze kinderloos zullen blijven. Sosuke en Oyone hebben weinig sociale contacten, maar lijken betrekkelijk gelukkig samen. Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat hun isolement een dramatische gebeurtenis in het verleden als oorzaak heeft.
Op een bepaald moment voelt Sosuke dat hij weer geconfronteerd zou kunnen worden met iemand uit het verleden dat hij probeert te vergeten. Om aan deze confrontatie te ontsnappen en ook om weer tot rust te komen gaat hij tenslotte een dag of tien in retraite in een zentempel, waar hij probeert mee te doen aan zenmeditatie. Uiteindelijk is de hele zenexercitie een mislukking, maar toch is Sosuke een stuk rustiger geworden als hij weer thuis komt. De poort eindigt haast als een No-stuk. Rust en ontspanning zijn weergekeerd en de eerst tekenen van het voorjaar worden zichtbaar.
Vertaling door Erika de Poorter van de roman "Kokoro" van Natsume Soseki uit 1914.
Generaties Japanners zijn opgegroeid met de intrigerende figuur van Meester (Sensei) in deze roman met zijn originele opbouw in drie delen.
In deel één Meester en ik ontmoet een jonge student een oudere man. Hij wordt geïntrigeerd door deze zwijgzame en eenzame figuur en noemt hem direct Meester, de aanspreektitel voor personen voor wie men ontzag heeft. De student leert ook diens vrouw kennen. Meester heeft wel gestudeerd, maar is nooit gaan werken en hij leeft geheel geïsoleerd. De student raakt met het echtpaar bevriend, maar af en toe is hij verbijsterd door de cynische opmerkingen van Meester. Meester is niet alleen eenzaam, maar diep in zijn hart blijkt hij ook de mensen te haten en hij wordt gekweld door een gevoel van schuld. De student vermoedt dat er ooit iets vreselijks is gebeurd in het leven van Meester, maar deze zegt niets en belooft dat hij hem later wel eens over zijn leven zal vertellen.
In deel twee Mijn ouders en ik is de student net afgestudeerd. Hij keert vanuit Tokyo terug naar zijn ouders in zijn geboortestreek. Wanneer hij daar aankomt, blijkt dat zijn vader ernstig ziek is. De student is daarom verplicht langer te blijven. Op het moment dat zijn vader stervende is, komt er een dikke brief van Meester. De student heeft geen tijd om hem rustig te lezen, maar ziet ineens de zin: Wanneer jij deze brief in handen krijgt, zal ik al niet meer van deze wereld zijn... Hij springt in de eerste de beste trein naar Tokyo.
In deel drie Meester en zijn testament leest de student in de trein tijdens de urenlange reis de brief van Meester, waarin deze, zoals beloofd, zijn leven vertelt en zijn geheim onthult.
Op elke straathoek stond in de vorige eeuw een prostituée die met hetzelfde gemak werd afgehuurd als waarmee men een pakje sigaretten kocht en in elke zesde of zevende huis bood een specialist in huid- en geslachtsziekten zijn diensten aan.
Toch, men zweeg als de dood over de sexualiteit en dat had twee consequenties: aan de ene kant was er openlijke onderdrukking en onwetendheid betreffende sexuele aangelegenheden en aan de andere kant lag er een overheersende nadruk op de sexualiteit als het grote geheim, als dat hele erge.
'Jullie meisjes van goede familie', zegt een echtgenoot in Arthur Schnizlers Reigen, 'die rustig onder het waakzaam oog van je ouders af kunt wachten tot een nette man je ten huwelijk vraagt, jullie kennen de ellende niet, die de meesten van die arme schepsels naar de zonden dringt.'
Een van die arme schepsels was Josefine Mutzenbacher die in 1849 in Wenen werd geboren. De keizerin van de Wiener erotica, die in 1904 de ogen sloot, werd door heel Wenen en in alle landen waar haar memoires in vertaling waren verschenen vereerd als de smakelijkste auteur over de vele tastende mannenhanden waaraan ze was toevertrouwd.
Haar memoires zijn proeven van pornografie die zeldzaam onze lachspieren koesteren. Een liefhebber becijferde dat er alleen al 394 benamingen voor het mannelijk lid bij Josefine voorkwamen. Op het moment surpreme riepen de Weners devoot Jezus, Maria en Josef aan en koesterden ze tevens de maatschappelijke verschillen: 'Spritzen Sie doch! Spritzen Sie doch, Herr Doktor Hofrat Fugglmaier!'
Deze memoires golden al jaar en dag als geheimtip voor kenners. Men bespeurt tevens in dit flitsende-volkse proza de hand van de vakman. Zo goed als zeker was Felix Salten -van het hertje Bambi-de ware auteur van het boek of heeft hij tenminste aan gene zijde van de tafel tegenover Josefine Mutzenbacher gezeten.
Dit koningsdrama van Sofokles geldt als een van de meesterwerken van de klassieke Griekse literatuur. Het onafwendbare noodlot waarin de koning verstrikt blijkt spreekt nog altijd sterk tot de verbeelding, met name door de gruwelijke afloop van het bewustwordingsproces. Theo van de Vliet heeft er een prachtig ritmische vertaling van gemaakt, die recht doet aan de poëzie van Sofokles maar tevens goed leesbaar is.